Buurt ten O. van Grootegast en ten Z.W. van Oldekerk aan de Kuzemerweg. Ten W. ervan ligt Kuzemerbalk.
Het klooster Kuzemer was een premonstratenzerinnenproosdij; over de stichting is niets bekend. De eerste historiografische vermelding dateert van 1287, de eerste
vermelding in een oorkonde van 1338. Het viel onder de paterniteit van de abt van Dokkum. Het grondbezit bedroeg 1.419 gras en een erf in Bakkeveen. Waarschijnlijk werd het in 1587 verlaten; na de Reductie (1594) kregen zes nonnen alimentatie.
Middeleeuwse aanduidingen zijn Cusemaria, Kusemer, Cusemar en Cuesemar, mogelijk afgeleid van de geslachtsnaam Kuzema, de mansnaam Kuze en maar = waterloop; de naamsverklaring uit Cusemaria (kuise Maria) betreft mogelijk een middeleeuws woordgrapje.
Lit.: J. Colpa, ‘Het klooster Cusemer’, GVA 1990, 17-27; J.G. Rijkens, ‘Beknopte oudheidkundige verhandeling over de kloosters Kusemer en Trimunte’, Almanak ter bevordering van kennis en goeden smaak 13 (1840) 1-40.