Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Kloosters

betekenis & definitie

Kerkelijke instellingen waarin mannen of vrouwen, soms beide geslachten samen, maar wel gescheiden (dubbelklooster), leven om te bidden voor de wereld. Zij houden zich aan een regel; de belangrijkste regels zijn die van Augustinus (354-430) en Benedictus (ca. 480 - ca. 560).

Een abdij is een klooster onder leiding van een abt of abdis, een priorij onder een prior of priorin. Behalve de benedictijnen zijn de kloosters verenigd in ordes. In Groningen kwamen de volgende ordes voor: augustijner heremieten, Cisterciënzers, dominicanen, franciscanen, johannieters, kruisheren en premonstratenzers. Daarvan waren de augustijner heremieten, dominicanen en franciscanen bedelordes.In Groningen werden de kloosters voornamelijk in twee periodes gesticht: 1. van het laatste kwart van de 12de tot en met het eerste kwart van de 14de eeuw en 2. in de tweede helft van de 15de eeuw. De 14de eeuw was een periode van verval in het kloosterwezen, waarna in de 15de eeuw interne hervormingen plaatsvonden (Congregatie van Bursfeld en Boingus). Over de bewoneraantallen van de Groninger kloosters is weinig bekend. De meeste kloosters beschikten over een stadshuis (refugium) in de stad Groningen. Veel kloosters werden gebruikt als plaats voor diplomatieke onderhandelingen. De kloosters op het platteland hadden veel te lijden van oorlogssituaties zoals in het begin van de 15de en op het eind van de 16de eeuw.

Al in het begin van die laatste eeuw verminderde de belangstelling voor intrede. Velen traden ook uit onder invloed van lutheranisme en wederdoperij. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog bezweken vele kloosters onder de last van rondtrekkende troepen: eerst bij de veldtochten naar Jemgum en Heiligerlee, later na de staatsgreep van Rennenberg. In maart 1580 werd de stad Groningen steeds meer ingesloten door de Staatse troepen en werden veel kloosters verwoest. Slechts het klooster Ter Apel en de ziekenzaal van de abdij van Aduard bleven gespaard.

Op 15 februari 1595 leverde een groot aantal abten en prioren het zegel van hun klooster in bij de Staten, waarmee hun zelfstandigheid verloren ging. De kloostergoederen kwamen in een apart fonds van de Staten van Stad en Lande om daaruit predikanten en onderwijzers (ad pios usus) te betalen. Deze rekeningen zijn van groot belang voor de reconstructie van het kloosterbezit, evenals topografische kaarten.

Behalve de in Groningen gelegen kloosters waren er buiten de provinciegrenzen nog enkele op Groningen georiënteerd: het cisterciënzer mannenklooster Gerkesklooster, het vrouwenklooster van dezelfde orde in Assen en het huis van de Duitse Orde in Bunne; ook zij hadden een stadshuis in Groningen.

[Bakker]

Lit: B W. Siemens, Historische atlas van de provincie Groningen (Groningen 1962); C. Tromp (red.), Groninger kloosters. Groninger Historische Reeks 5 (Assen 1989).

< >