Houten of ijzeren, soms ook betonnen stellage, waarin een of meer "'klokken zijn opgehangen. De klokkenstoel kan in een kerk- of klokkentoren zijn aangebracht of zelfstandig zijn.
De vrijstaande, met een dak gedekte klokkenstoel kent zijn verbreiding vooral in het kustgebied van Nederland, Duitsland, de Scandinavische en de Baltische landen, met een concentratie in de Nederlandse provincie Friesland. Op de kaart die de gebroeders Coenders van Groningen maakten (ca. 1675-1680), zijn nog ongeveer twintig klokkenstoelen getekend, o.a. in Hoogkerk, Jukwerd, Meedhuizen, Middelbert, Opwierde en Westerbroek; uit archivalia zijn er nog meer bekend, vooral in kleine dorpen. In de 18de en 19de eeuw zijn veel Groninger klokkenstoelen door stenen klokkentorens of houten dakruiters vervangen.Oude, zij het ook in de loop der tijd vernieuwde, klokkenstoelen treffen we nu nog aan in Oldekerk en Solwerd; van recenter datum zijn die in De Wilp, Haren (bij Dilgtoord), Ruischerbrug, Sappemeer (Nieuw Woelwijck) en Sint-Annen. De laatstgenoemde hebben geen relatie tot een (voormalige) kerk.
Lit.: S.J. van der Molen, De klokkenstoelen van het Noordererf. Documentatie van een landelijke bouwkunst (Zutphen 1978).