Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Horenken

betekenis & definitie

Stad-Groninger familie, waarvan leden sinds 1309 vermeld worden als burgemeester in Groningen. Lodewich Horenken, komt vanaf 1438 voor als kastelein over het Klei-Oldambt, nadat de Stad de Houwerda’s en Gockinga’s verslagen had.

Ludeken Horenken (gest. 1529) was een van de voornaamste aanhangers van de hertog van Gelre in de stad Groningen. Zijn dochter trouwde met de stadhouder Jasper van Marwijck. Leden van de vooral in de 16de eeuw zeer uitgebreide familie Horenken komen in de 17de eeuw ook voor als leden van de ridderschap in Drenthe en als hoofdelingen in de Ommelanden.Raadsheer Egbert Horenken, wiens schoonmoeder een Manninga was geweest, kocht in 1668 Dijksterhuis in Pieterburen. Zelf had hij een Clant tot moeder en kon dus gemakkelijk opgenomen worden in de Ommelander adel. Zijn zoon Gerhard Horenken (1663-1712) studeerde in Groningen, Leiden en Utrecht. Hij maakte van 1681-1683 een grand tour door de Nederlanden, Frankrijk, Italië, Zwitserland, Duitsland en Engeland. Hij trouwde driemaal; uit het eerste huwelijk had hij een dochter, Margaretha Josina Horenken (1686-1705), die met Willem Alberda van Godlinze trouwde. In 1706 ruilden zij van borg; Horenken deed Godlinze vervolgens van de hand om raadsheer in Groningen te worden (zie ook Alberda). De dochters uit het derde huwelijk, Anna Sibilla en Gesina Margaretha Horenken, stierven ongehuwd als laatsten van hun geslacht (1773, 1774).

Lit.: Feenstra, Bloeitijd en verval; A. Frank-van Westrienen, De Groote Tour. Tekening van de educatiereis der Nederlanders in de zeventiende eeuw (Amsterdam 1983).

< >