Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Gruys

betekenis & definitie

Stad-Groninger geslacht waarvan de Ommelander leden tot de landadel werden gerekend. Zij stammen allen af van Hillebrant Gruys (tweede helft 16de eeuw).

Diens gelijknamige kleinzoon Hillebrand (II) Gruys (ca. 1603-1671) stichtte de tak Lellens, die eindigde met zijn kleinzoon Onno Berend Gruys (1675-1740), militair, laatstelijk ontvanger der convooien en licenten te Nieuweschans. Diens oomzegger Allert Ludolf Gruys (1704-1740), provinciaal artilleriemeester, werd samen met zijn dienstmeid ter dood veroordeeld wegens kindermoord. Zij werden buiten de Herepoort gewurgd en onder de galg begraven.De gezworene Geert Gruys (ca. 1565 - ca. 1620), zoon van Hillebrant I, verwierf door huwelijk Fromaborg te Wirdum. Zijn zoon Hillebrand (III) Gruys (ca. 1600-1676/7) stierf zonder kinderen na te laten.

Een achter-achterkleinzoon van Hilbrant I was Pompejus Gruys (1657-1718). Hij was onder andere gezworene en taalman, en verwierf door huwelijk Ter Weer in Tinallinge, maar nam geen deel aan de Ommelander politiek. Nazaten woonden op Tammingehuizen (Ten Post), later Garreweer (Tjamsweer). De achterkleinzoon Jan Ernst Polman Gruys (1776-1818), was advocaat, inspecteur der belastingen, lid van het Departementaal Bestuur (1812), later van Provinciale Staten. Hij werd in de adelstand verheven (1817). Met zijn jongste kleindochter stierf het geslacht Gruys uit (1932).

Lit.: Feenstra, Bloeitijd en verval, LH. Hommes, ‘Gruys. Bijdragen tot genealogieën van oude adellijke geslachten in Stad en Lande, XV’, Nederlandsche Leeuw 1961, 5-26; P.J. van Winter, De lijsten der hoogstaangeslagenen in het departement van de Westereems II ('s-Gravenhage 1955).

< >