Gron.: Grodegast.
1. Gemeente in de provincie Groningen in het Westerkwartier ten Z. van het Van Starkenborghkanaal langs de grens met Friesland; opp. 87,98 km2 met 11.531 inwoners (1998). Bij de gemeentelijke herindeling van 1990 werd zij uitgebreid met de gemeente Oldekerk. Omvat de volgende dorpen en gehuchten:
a. in de voormalige gemeente Grootegast: Grootegast, Doezum, Kornhorn, Lutjegast, Opende, Sebaldeburen, Dorp, Eibersburen, De Jouwer, Kuzemerbalk, Peebos, De Snipperij, Topweer, Westerhorn (ged.) en Westerzand;
b. in de voormalige gemeente Oldekerk: Oldekerk, Niekerk, Eekeburen, Faan, Kuzemer, Oosterzand en De Wijk.
Bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart 1998 was de uitslag: CDA 42,2%, PVDA 24,9%, GPV/RPF 19,4% en VVD 13,5%. De vijftien raadszetels werden als volgt verdeeld: CDA zes, PVDA vier, GPV/RPF drie en VVD twee. Het gemeentebestuur zetelt in Grootegast.
2. Hoofddorp van de gelijknamige gemeente, halverwege Groningen-Drachten ten N. van rijksweg A7. Ten N. van de plaats ligt de Grootegastermolenpolder, in het O. begrensd door de Grootegastertocht; deze loopt van Grootegast naar het Van Starkenborghkanaal. Na de aanleg van het Hoendiep in 1654-1656 en na het graven van de Grootegastertocht kreeg het dorp een haven en een verbinding over water met de stad Groningen. De vervening van de gebieden ten Z. van het dorp vond plaats van 1750 tot ongeveer 1825. De hervormde kerk is een kleine, in de 17de eeuw gebouwde en in 1829 verbouwde kerk. Enkele poldermolens, w.o. ‘De Eendracht’ bij genoemde tocht. In de 17de eeuw stond bij Grootegast de borg Feringa, een weinig beduidend gebouw dat rond 1745 werd afgebroken.
In 1929 speelde hier de geruchtmakende zaak Wijkstra. Op 18 januari schoot IJe Wijkstra vier veldwachters dood, omdat zij de vrouw met wie hij samenleefde wegens verwaarlozing van haar kinderen kwamen ophalen.
Grootegast heeft het Abel Tasman Kabinet, met een permanente tentoonstelling over de in Lutjegast geboren ontdekkingsreiziger Abel Tasman.
In de 16de-17de eeuw Grote Gast, Groote Garst, Grootegast. Gast = geest, zandgrond; groote ten opzichte van lutje (Lutjegast).
Schimpnaam voor de inwoners: Woldjeprikkers.
Lit.: G. Ligterink, Tussen Hunze en Lauwers (3de herz. dr.; Leek 1989) 316-327; Formsma. Ommelander borgen en steenhuizen, 147-148; Uw huidige woonplaats toen (Grootegast 1974); R. Pantjes, Grootegast in oude ansichten (Zaltbommel 1971).