Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Cuypers, josephus theodorus joannes (joseph)

betekenis & definitie

(Roermond 1861 - Meerssen 1949)

Zoon van P.J.H. Cuypers; architect. Volgde zijn opleiding aan de Polytechnische school Delft, waar hij in 1883 afstudeerde als civiel ingenieur. Op het bureau van zijn vader werd hij met deeltaken in diens opdrachten belast. Voor het eerst gebeurde dit bij de bouwplannen van de St.- Jozefkerk in Groningen (1885), later ook van de St.-Martinuskerk aldaar. Sinds 1889 bouwde Cuypers ook zelfstandig kerken.

Zijn hoofdwerk werd de kathedrale basiliek van St.-Bavo in Haarlem (1895-1930). In 1894 kreeg hij de leiding van het bureau in Amsterdam. Hij werkte van 1899 tot 1908 in compagnonschap met Jan Stuyt. In deze combinatie kwam de uitbreiding van de parochiekerk in Kloosterburen (1903) tot stand. Het belangrijkste profane werk was de Effectenbeurs Amsterdam (1909-1912). Vanaf ca. 1920 was hij geassocieerd met zijn zoon Pierre Cuypers jr. Deze combinatie tekende voor de parochiekerk van Wehe-den Hoorn (1926-1927).

Cuypers was een minder beeldbepalende figuur dan zijn vader, zowel in katholieke kring als op nationaal niveau. Hij bleef het werk van zijn vader bewonderen, maar nam bewust een onafhankelijker houding aan tegenover de vormentaal van het verleden. Zie ook rooms-katholieke kerkbouw.

Lit.: A. Erftemeijer. A. Looyenga en M. van Roon, Getooid als een bruid: De nieuwe Sint-Bavokathedraal te Haarlem (Haarlem 1997).

< >