Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Architectuur tot 1800

betekenis & definitie

Groningen heeft weinig wereldse architectuur uit de Middeleeuwen. Wel zijn er veel kerken bewaard gebleven in de stijl van de romano-gotiek (zie ook kerkbouw tot 1800).

De eerste huizen waren driebeukige hallenhuizen. Het middeleeuwse hallenhuis is de stamvader van veel latere boerderijtypen. Veranderende eisen ten aanzien van de warmtehuishouding, functie en binnenruimte hadden in de 15de eeuw een nieuw type woonhuis tot gevolg, namelijk het houten eenbeukige hallenhuis (zaalhuis). In de 16de eeuw kwam een proces op gang van het bouwen in steen in plaats van in hout. In de periode 1400-1600 werden losse stenen onderdelen als achter- en zijkamers aan het zaalhuis vastgeplakt. Daarna gingen deze ruimten een onlosmakelijk onderdeel vormen van het huis.

Resten van middeleeuwse huizen zijn in de stad Groningen onder meer te vinden in het gotisch huis (Brugstraat 24) en het pand Grote Markt 39/hoek Gelkingestraat (het huis der Gelkingers).

Interieur: rond 1600 ontwikkelde de zaal zich tot een meer representatieve ruimte. De huiselijke bezigheden en de keukenfunctie werden uit deze ruimte verwijderd en meestal verplaatst naar de achterkamer. Plafonds werden beschilderd. Vanaf 1650 kwamen verschillende veranderingen op gang. De aanvankelijk indirecte verlichting maakte plaats voor directe. Kort na 1700 werd het stucplafond populair.

De beschilderde plafonds raakten uit de mode, maar soms bevond zich in het midden nog wel een grote plafondschildering, die echter na 1750 verdween. Eveneens rond 1700 kwam het schuifvenster in de plaats van het kruiskozijn.

Exterieur: uit de tijd vóór 1600 zijn in Groningen nauwelijks (wereldlijke) gebouwen bewaard gebleven. Tegen 1600 deed het maniërisme zijn intrede. Vooral de gelede topgevel met klauwstukken geeft de Groninger bouwkunst uit de eerste helft van de 17de eeuw een eigen karakter. De stijl kenmerkt zich door het gebruik van de schelp als siermotief, de smalle zogenaamde Groningse ramen en een vrouwenfiguur in het beeldhouwwerk van topgevels (Huis Panser, thans Grote Markt 26).

Het Hollands classicisme maakte weinig indruk in Groningen. Deze stijl onderscheidde zich door festoenen en een strengere indeling of enkel siertrossen in de voluutvormige vleugelstukken van de grote trappen (Oude Ebbingestraat 39, gebouwd in 1661).

De 18de eeuw liet meer bouwactiviteit zien en kenmerkt zich door een rijke en weelderige stijl. In Groningen was de Lodewijk XIV-stijl uit het begin van de 18de eeuw vooral als decoratiestijl ingeburgerd. Een belangrijk kenmerk van deze stijl zijn de forse vormen en de stoutmoedige stapeling van draperieën en voluten in het houtsnijwerk (Vismarkt 23 uit 1723).

De daarna volgende rococostijl beantwoordde in Groningen aan de lokale smaak en werd met zwier toegepast bij bijvoorbeeld het huis aan de Ossenmarkt 3. Voor eenvoudiger woonhuisgevels en kleinere gasthuizen hield men zich in 18de eeuw aan de halsgevel (Zeylsgasthuis, Visserstraat 50). In de tweede helft van de 18de eeuw ontstond onder invloed van het rationalisme de strakke Lodewijk XVI-stijl, zoals die in het stadhuis terug te vinden is, met een voorliefde voor klassieke motieven als pilasters en frontons.

Lit.: R. Meischke, Het Nederlandse woonhuis van 1300-1800 (Haarlem 1969); R. Stenvert e.a., Monumenten in Nederland, Groningen (Zwolle 1998).

< >