Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Meerwaarde

betekenis & definitie

Eén van de fundamenteele economische theorieën van K. Marx.

Volgens deze theorie is de arbeid als uitsluitende productieve factor op elke trap van ontwikkeling in het algemeen in staat méér voort te brengen, dan het, voor instandhouding en reproductie van de arbeidskracht (onderhoud van den arbeider en zijn gezin) op die gegeven trap van ontwikkeling, noodzakelijke. Binnen de kapitalistische productieverhoudingen is de arbeidskracht op de arbeidsmarkt een waar als alle andere waren, waarvan de waarde waaromheen de prijs schommelt door de kosten van reproductie wordt bepaald.

Hierdoor ontstaat een verschil in waarde tusschen de loonsom en het product: de meerwaarde, die aan den bezitter van de productiemiddelen (de kapitalistische ondernemer) op grond van diens op het bezit van de noodzakelijke middelen tot voortbrenging berustende machtspositie, toekomt. Deze M. is de bron van elk bezitsinkomen: rente, winst, enz.In verband met deze theorie maakt Marx onderscheid tusschen constant- en variabel kapitaal. Het eerste is het kapitaal in de materiëele vorm van productiemiddelen (grondstoffen, hulpstoffen, machines, gebouwen, enz.) dat gedurende het productieproces geleidelijk (boekhoudkundig als afschrijving) als waarde op het product over gaat, zonder daarbij meer waarde te vormen; het tweede is het voor arbeidsloon uitgegeven bedrag, dat een M. oplevert. De ongelijke verhouding tusschen constant- en variabel kapitaal in de verschillende bedrijfstakken, wordt door het tot stand komen van een gemiddelde winstvoet voor het geheele in het productieproces werkzame constante en variabele kapitaal, op grond van de gemiddelde M., opgeheven.

De strijd om verlenging, resp. verkorting van de arbeidstijd en om de hoogte van het arbeidsloon is de vorm waarin de strijd om de M. tusschen kapitaal en arbeid wordt gestreden. Böhm-Bawerk gebruikt het begrip M. in verband met zijn agio-theorie, volgens welke toekomstig goed lager in waarde wordt geschat dan hedendaagsch goed, in die zin dat de arbeider in de vorm van het te vervaardigen arbeidsproduct slechts beschikt over toekomstig goed, de kapitalist hem in ruil daarvoor in de vorm van arbeidsloon hedendaagsch goed geeft en daarbij een agio de M. kan bedingen: „Dit noodzakelijke agio wordt op de kapitaalmarkt onmiddellijk in de vorm van rente, op de arbeidsmarkt in de vorm van een prij s der arbeidskracht gegeven, die onder de prijs van het toekomstige arbeidsproduct blijft en dus ruimte voor het ontstaan van een meerwaarde biedt” (Positive Theorie des Kapitals III/IX/2).

Lit.: K. Marx, Das Kapital I, 1897 ; id. Theorien über den Mehrwert, hrsg. von K. Kautsky, 1904.

< >