streek, haal, lijn, streep, richting; streek (v. kompas); loop, koers; vlucht (vogels); schrap; er hat einen Strich, bij hem loopt er een streep door; einen auf dem Strich haben, een hekel aan iem. hebben; auf den Strich gehen, op (vogel)jacht gaan; de meisjes (de mannen) nalopen, de baan opgaan; gegen den Strich bürsten, tegen de draad schuieren; gegen den Strich rasieren, opscheren; das geht mir gegen den Strich, dat is mij onaangenaam; in einem Strich, zonder ophouden, achter elkander; nach Strich und Faden. bar; gladweg, totaal; die Leute belügen nach Strich und Faden, de mensen beliegen, wat men kan; vom Strich weg, op staande voet.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk