1. naast; na; vlakbij; nächst der Tür, vlakbij de deur.
2. volgend, naast; der nächste beste, de eerste de beste; der Nächste, de naaste; wie volgt; der liebe Nächste, de medemens (en); die nächsten Schritte, de eerstvolgende stappen; die nächsten Verwandten, de naaste verwanten; fürs nächste, in de eerste tijd, voorlopig.