Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Haften

betekenis & definitie

kleven, blijven zitten; borgstaan; ein Mann, an dem kein Makel haftet, een man, op wien geen smet kleeft; es haftet nichts in seinem Gedächtnis, niets blijft bij hem hangen, hij vergeet alles; seine Blicke auf etwas haften lassen, zijn blikken op iets laten rusten; ich hafte für ihn, ik sta voor hem in, ben borg voor hem; persönlich haften, persoonlijk aansprakelijk zijn; haften an, verbonden zijn met.

< >