1. drijven, verrichten, bewerkstelligen, uitoefenen; doen aan; die Wissenschaft betreiben, de wetenschap beoefenen; eine Fabrik betreiben, een fabriek exploiteren; mit Dampf betrieben, door stoom gedreven; ein Geschaft betreiben, een zaak drijven.
2. uitoefening; 't drijven; auf sein betreiben, op zijn initiatief, zijn aansporen.