Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Auge

betekenis & definitie

oog (ook v. aardappel); ein Auge Schlaf nehmen, even een oogje dicht doen, een ogenblik slapen; das paßt wie die Faust aufs Auge, dat slaat als een tang op een varken; einem etwas an den Auge, absehen, in iemands ogen lezen, iemands wens voorkomen; die Augen gehen mir über, ik krijg tranen in de ogen; aus den Augen, aus dem Sinn, uit het oog, uit het hart.

< >