Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Aufschließen

betekenis & definitie

openen, ontsluiten; verklaren, ophelderen; opsluiten, nader aansluiten; das Aufschließen des Bodens, het bouwrijp maken v. d. grond; einem sein Herz aufschließen, zijn hart voor iem. openleggen; fremden Einflüssen aufgeschlossen sein, openstaan voor invloeden van buiten.

< >