Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Anstand

betekenis & definitie

fatsoen, betamelijkheid; decorum, waardigheid; bezwaar; standplaats (van de jagers); den Anstand beobachten, wahren, de vormen (de welvoeglijkheid) in acht nemen; edler Anstand, edele houding; ohne Anstand, zonder bezwaar; ich nehme Anstand, ik aarzel, maak bezwaar; auf dem Anstand liegen, op de loer liggen (jager).

< >