Drentsche spreekwijzen

Dr. J. Bergsma (1906)

Gepubliceerd op 17-04-2025

gail

betekenis & definitie

(Roden, Peize, Eelde, Donderen, Zuidlaren, G.nijveen, Ann. Kan.), geil (elders)

welig, vruchtbaar, vet, dik: geil spek; geile lucht; die erpels, eerappels staot te geil; de geile man verspeult maor één keer in zeuven jaor − wie zijn land goed bemest, mislukt de oogst maar eens in zeven jaar. oltgail, oltgeil − oude vruchtbaarheid, ontstaan door bemesting van vorige jaren.

< >