Drentsche spreekwijzen

Dr. J. Bergsma (1906)

Gepubliceerd op 17-04-2025

gäst

betekenis & definitie

(Schoonebeek, Dalen, Zweeloo, Sleen, Weerdinge, Eext, Halen, Elp, Westerbork, Holl.veld, Kerkenbovenveen, Diever, Lhee, Uffelte), geste (Koekange), gas (Balinge), garst (Uffelte, Havelte, Ruinen, Emmen, Odoorn, Borger), hok (G.nijveen, Zuidlaren, Vries, Rolde, Assen, Halen, Borger, Odoorn, Emmen)

de bij elkaar geplaatste garven, bossen of schooven. Het getal is gewoonlijk 8 (N.-Dr., Rolde, Halen, Elp, Westerbork, Gasselte, Borger, Exloo, Zweeloo, Weerdinge, Dalen, Schoonebeek, Hollandsche Veld); elders 10 (Dwingelo, Uffelte, Vledder, gewoonlijk Smilde); 8 of 10 te Zuidlaren, Annen, Veeningen, Koekange, Ruinerwold; 20 te Diever; 10 of 20 te Dwingeloo en Smilde: de laatste heeten dan dubbele gaste; 8 of 12 te Eext; 12, 16 of 8 te Eelde; 9 tot 12 in de Oostdr. monden; te Gasselternijveen 8 van gemaaid, 10 van gezicht koren; te Ann.kan. 10 van haver, 12 van rogge, te Roden 8 van rogge, 10 van haver, te Beilen 8 van winter- en 10 van zomerrogge. In N.-Dr. staan de hokken in groepen van 3 dicht bij elkander, voor 't gemak van 't laden. Vijf gasten, honderd garven heet te Diever een viem. Een dunderbui in d' gast, brengt d' boer honderd guld' in d' kast (Weerdinge), nl. door het zwellen en losser worden van de korrels. Bij droogte beklinkt de rogge, wordt de korrel beklonken.

< >