hoop: over hult en bult (Z.-Dr.); fig. koppel, partij(e), rommel, deel, boel, bõel, possie, veul, hoop: 'n bult menschen; er 'n bult verstand van hebben; 'n bult geminschap (Dwingeloo), gemienschup (Borger, Valte, Zweeloo, Dalen), veel omgang; tegen de bult(en) slaon, steuten of an de bult steuten (Halen, Dalen) − stotteren. Samenstell.: törf bult, zaodbult = roggemijt, stienbult, zaandbult, eerdebult of grondbult, er(ap)pelbult, mollebulte (Ruinen), molbult (Borger, Rolde, enz.) of vrutenbult (Schoonebeek, Dalen), mesbult of misbult = mesthoop of bruuibult (Halen), belt (Hoogeveen); Roegbulten (Borger) − naam van sommige weiden.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk