Drentsche spreekwijzen

Dr. J. Bergsma (1906)

Gepubliceerd op 17-04-2025

boezen

betekenis & definitie

wartaal uitslaan (Dr. V. 1838), razen, buizen (Dwingeloo, bazen, bazelen (R.wold).

Ik bin neet gekomen om te soezen of te boezen (in broedneugerspoëzie). Ook huilen van den wind: heur boeten es boezen. Onstuiming weer heet roezeboezig weer (alg.) en winderig heet boezerig (Zuideropg.)

< >