1°. boer: een heele of groote of dikke boer heeft 4 of meer paarden, een halve boer heeft 2, een keuter of keuterboertien minder. Dit is echter geen vaste regel.
Te Ann.-Kan. heeft een keuterboer in 't geheel geen paard. 2°. collectief: de boeren van een dorp of gehucht, bv. "de heele Pesser boer' wou wel voor hem teekenen" (schrijft ten minste Van Schaick), d' hiele boer kwam bij 'nkaander (Borger), de boer mot ies bijmekaar (Halen). Dezelfde beteekenis heeft boerschap, boerschup, dus boervergadering = boerschapsvergadering. "As de boeren in B. boervergadering hollen, doen ze dat gewoonlijk veur Lamert zien baander. Daor stunn 'n stuk of wat groote boomen: unner die boomen laggen wat stukken holt van aole boomen en 'n paor olle balkens, die oet L. zien hoes kommen wassen, doe 't vertimmerd was. Daor weur 's Meitieds 'n euienscheper wonnen, en 's haarfs over 't schepers loonbeuren handelt; daor weur besleuten over boerwaarken en er weur reneerd over de toestand van wegen en dieken, daor weur 't met d' schaop hen d' rogk gaon en 't zwienen huen op de es ofsteld. As er geldzaoken in de boerschup te behandeln wassen, dan kwammen ze in de school bij 'n kaander. De boerschup betaolde vroeger altied in eens de verponning van 't waardeel, dat in de school gebeurde. Mus er veur 't unnerhold van broggen of veur dat van 't schepershoes betaold wodden, dan was de school 't ontvangkantoor en de boervolmachten wassen de ontvangers. Maor now zul er vergaodering wezen in de kastelein zien hoes. De boeren wilt er handeln over de oprichtichting van 'n botterfaobriek." (Prov. Dr. Cour. 9 Aug. 1900.)En zoo elders. Men vergadert op den brink, 's winters bij den haard of op een deel, of bij den bollenboer (Emmen) of in de dorpsschool of als het de schapen betreft, in het boerhoes, d.i. bij den scheper. Om de boeren bijeen te krijgen blaast de boervoogd of hoornboer of boervolmacht (die bij 't boerwaarken ook wel modderkieker wordt genoemd) het boerhoorn (Dwingeloo, enz.) of hij zendt soms door bemiddeling van den onderwijzer een boerbriefien (R.wold, Weerdinge, Halen) rond. Boerwa(a)rken heet het gemeenschappelijk werken, waaraan alle boeren en arbeiders meedoen, b.v. het verbeteren van den algemeenen weg (Gass.nijveen, Eext, Borger, Valte, Weerdinge, Zweeloo, Balinge, Ruinen, Haien, Dwingeloo, Teraard). Soms wordt dit met briefjes bekend gemaakt, ook wel door aflezing na de preek door den dominee of den voorzanger (in of buiten de kerk). Andere samenstellingen: boerdrift −
gemeenschappelijke koeien en schapenweg; boergrond − gemeenschappelijke
grond, buiten den esch, voor schapenvoeder, bijenteelt, enz.; ook wel in het dorp en dan veelal met opgaand hout beplant. Maar in den laatsten tijd is de boergrond meest verdeeld of verkocht; boerholt − gemeenschappelijk bosch; boerlasten − "de verplichting tot het onderhouden en maken van buurt- en andere wegen, waterloozingen, die aan den schouw zijn onderworpen". (Zie verder Pan i.v.); boerstraat − dorpsstraat; boerrechten − wettelijke bepalingen, door de boer van 't karspel vastgesteld en voor de geheele bevolking bindend; boerwilker, in 't Dr. Landr. buirwilcher geschreven en daar ook buirtuich genoemd − "uitspraak der gezamenlijke buren op de goorspraak of der zeven buren op het rocht." Vgl. 3° buren (Dr. Moz. I, 48) en zoo boerschup − buurtschap (Gasselte), buirschap (Dr. Landr.). 4° inwoners (vgl. 2), bv. Dunderboer − inwoners van Donderen. Andere samenstellingen: boerbol − stier der "boerschap", die bij den hoornboer wordt gestald of om de beurt voor een jaar bij de verschillende boeren, die dat jaar dan bollenboer heeten. boerenhond = schaaphond, maar ook voor 't hoeden der koeien gekruikt − Drentsche herdershond of siep. Boerenjongens (Ann. kan., Roswinkel, enz.) − brandewien met boonen (Rolde, Borger: bij bruiloften zingt men: Brandewien met boonen, Dat trekt oes in de toonen) − brandewijn met rozijnen. Te Eelde heeten die rozijnen ook broene boonen. Boerenmoes (Lhee) = moes (Zweeloo, enz.) − boerenkool. Boerenzeuntien (Wijster, Halen) arme lieve zoentje (Beilen), lieveheerstiekien (Eelde) − lievenheersbeestje, boerendreisprong (Halen) − zekere dans.