been, bein, bain
been. Hiervan beenen (R.wold); bienern (Weerdinge, Smilde); bainern (Eelde) − hard loopen; biendern (Dalen, Borger) droet bijnern − er hard van door gaan. Hiervan bienerd (Zweeloo, Valte), beenerd (Annen, Vries, Bunne, Halen), beenderd (Rolde, Emmen), bainerd (Roden, Peize, Eelde, Ann. kan.) − jongen, of meer nog meisje, dat hard loopen kan, groote stappen maakt.