De hond komt er niet kaal af:
- Blaffende honden bijten niet.
- De hond in de pot.
- Beter een levende hond dan een dode leeuw.
- De kleinste honden keffen het meest.
- Een dolle hond raast geen zeven jaar.
- Als twee honden vechten om een been, loopte de derde er mee heen.
- Komt men over de hond, dan komt men over de staart.
- Met onwillige honden is het kwaad hazen vangen.
Maar de kat evenmin:
- ’s Nachts zijn alle katten grijs.
- Slapende katten vangen geen ratten.
- Als de kat van huis is, spelen de muizen.
- Men moet de kat de kaas niet toevertrouwen.
- Om der wille van de smeer likt de kat de kandeleer.
- Die met het katje speelt, wordt er van gekrabd.
- Stuur de kat naar Rome en ze zegt miauw als ze terugkomt.
- Hoe meer men de kat strijkt, hoe hoger ze de rug opsteekt.
En dit is nog maar een greep, want dan zijn er ook nog talloze rijmpjes:
- Op een hond die niet bast, dient gepast.
- Al schijnt de hond niet groot te zijn, toch vangt ie wel een machtig zwijn.
- Een liggende hond waait een brood in de mond.
- Enzovoorts!
En vergeet ook de andere dieren niet:
- De koe is vergeten, dat ze een kalf is geweest.
- Die geen koeien heeft, moet geen gras pachten.
- Je weet nooit hoe een koe een haas vangt.
- Geen koe of er is wel een bont plekje aan.
- Als het kalf verdronken is, dempt men de put.
- De beste paarden staan op stal.
- Een goed paard is zijn haver waard.
- Als de paarden gelijk trekken, dan gaat de wagen wel.
- Die op een blind paard rijdt, heeft een kwaaie reis.
- Een gegeven paard moet je niet in de bek zien.
- Het oog van de meester maakt het paard vet.
En zo zouden we nog best een poosje kunnen door gaan!