Vriend en medearbeider van Calvijn, was de reformator van de kerk in Fransch-Zwitserland. Hij werd geboren in 1489 te Gap in Dauphiné.
Gedurende zijn studententijd te Parijs kwam hij tot reformatorische gedachten. Met Lefèvre ging hij naar Meaux tot bisschop Bri^onnet.
Toen hij daar niet langer kon blijven, vertrok hij naar Bazel, waar hij in een dispuut glansrijk zegevierde. Hij werd echter wegens zijn heftig optreden verbannen.
Toen vertrok hij naar Straatsburg. Hij bleef daar slechts korten tijd.
Toen ging hij naar Montbéliard en leidde daar de Reformatie. Daarna arbeidde hij in opdracht van de regeering te Bern in Aigle en na het Berner dispuut (1528), waaraan hij deelnam, leidde hij van Murten uit de Reformatie van Fransch-Zwitserland.
Niettegenstaande hij heftig bestreden werd door fanatieke tegenstanders, gelukte het den onbuigzamen Farel toch vasten voet te krijgen tot zelfs in Neuenburg. Aangezocht door de Waldenzen, om van advies te dienen, woonde hij in 1532 hun Synode in het dal van Angrogne bij.
Daardoor kwam er toenadering tusschen de Waldenzen en de Evangelischen.
Op zijn terugreis kwam hij voor de eerste maal in Genève.
Zwaar had hij ook daar te kampen met de Catholieke partij. Met Viret en Froment baande hij echter een weg tot de Reformatie in Genève.
De bisschop moest de stad verlaten, een Reformatie-edict werd door den raad der stad uitgevaardigd (27 Aug. 1535) en in 1536 werd een geloofsbelijdenis opgesteld. In den loop van datzelfde jaar gelukte het Farel na een dispuut, dat treurig voor de Catholieken afliep, ook te Lausanne de Reformatie te doen post vatten.
Toen kort daarop de jeugdige Calvijn door Genève reisde, bezwoer hij dezen om daar te blijven. Farel heeft onder het voorzienig bestel Gods aan Genève haar Reformator toegebracht.
Hij nam er genoegen mee, om achter den veel jongeren Calvijn te gaan staan. De doorvoering van de reformatorische beginselen, voornamelijk op het gebied der zeden, verwekte bij de z.g.n.
Libertijnen een heftigen tegenstand.Gevolg van dezen strijd, die ontbrandde, was dat Calvijn en Farel Genève moesten verlaten. Calvijn ging naar Straatsburg, maar Farel naar Neuenburg. Toen hem door den raad der stad van Genève in 1540 verzocht werd met Calvijn terug te keeren, deed hij dat niet. Hij bleef in Neuenburg, waar hij de Reformatie doorzette, ook op het gebied der Christelijke zeden. In 1542 werd hij beroepen naar de kleine gemeente te Metz. Vandaar werd hij verdreven naar Montigni en Gorze.
Hij ontkwam ter nauwernood aan den dood, toen in 1543 Lotharingsche troepen een bloedbad aanrichtten onder de Evangelischen, die tezamen gekomen waren om avondmaal te vieren. Farel is na dien tijd meer dan eens in Genève geweest. Hij was er ook in 1553, toen Servet den vuurdood onderging. In Duitschland arbeidde hij meer dan eens aan de verbroedering tusschen Lutherschen en Gereformeerden.
Groot opzien verwekte het, dat hij op 69-jarigen leeftijd in 1558, niettegenstaande zijn vrienden het hem sterk ontraden hadden, nog in het huwelijk trad. In 1561 predikte hij in zijn vaderstad Gap. Kort, nadat hij een laatste bezoek aan de toen bloeiende gemeente van Metz gebracht had, stierf hij (1565).
Farel heeft niet veel geschriften achtergelaten. Hij was meer een man van het woord en van de daad dan van de pen. Hij kon soms heftig wezen. Zijn levendige Fransche natuur deed hem soms al te heftig optreden. Zijn vrienden moesten hem dikwerf daarop wijzen; maar desondanks was hij een bijzonder man, een man uit één stuk. Zijn moed was bewonderenswaardig.
Zijn ijver beschamend. Zijn doorzettingsvermogen voorbeeldig. Hij heeft meer leed, bespotting, ja zelfs mishandeling ondervonden dan eenig ander Reformator. Hij volgde getrouw Calvijn, dien hij gaarne als zijn meerdere erkende. Trouwens in kennis stond hij verre bij Calvijn ten achter, maar door zijn ernst en onwankelbare trouw aan het reformatorisch beginsel heeft hij gezegenden invloed op Calvijn uitgeoefend. Zonder Farel zou Genève geen Calvijn bezeten hebben.