Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Toorn

betekenis & definitie

(van God), het heilig misnoegen Gods over de zonde; de brandende gloed Zijner heiligheid, die met de zonde geen gemeenschap hebben kan. Als die toorn ontbrandt, is God een verterend vuur waarbij niemand kan wonen.

De Heilige Schrift spreekt van de „hitte” van Gods toorn (2 Kron. 28 : 11; 29:10) en „brand” van Gods toorn (2 Kon. 23 : 26); van „ groot e” toorn (Zacharia 7 : 11). Hij ontbrandt over het volk Gods tot vaderlijke kastijding en beproeving (Deut. 13 : 17; Psalm 6:2; 38:2; 78:21) maar vooral over de goddeloozen (Sodom en Gomorra, de inwoners van Kanaan, Deut. 29:23, 28). Hij wordt van den hemel geopenbaard over de ongerechtigheid der menschen, en is merkbaar in de geschiedenis der menschheid, maar zal zich ten laatsten dage ten volle openbaren. Op ieder mensch ligt die toorn van nature („kinderen des toorns”, Efeze 2 : 3) maar hij wordt getemperd door de lankmoedigheid Gods, en de algemeene genade Gods. Van dien toorn waaronder wij eeuwig zouden verloren moeten gaan, heeft Christus de Zijnen verlost en hun Gods genade, gerechtigheid en het eeuwige leven verworven.

< >