Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Toelating tot het Heilig Avondmaal

betekenis & definitie

Christus heeft het Heilig Avondmaal niet voor kinderen, maar alleen voor zijn volwassen discipelen ingesteld (Matth. 26:26—29). Ongeloovigen waren er ook van uitgesloten (1 Cor. 14:22—25).

In de 3e eeuw werd het echter gewoonte ook aan pasgedoopte kinderen het Avondmaal toe te dienen. Cyprianus en Augustinus verdedigden het op grond van Joh. 6 :53.

De Grieksche kerk hield de kindercommunie in stand tot nu toe. In de Roomsche kerk sleet de gewoonte om pasgedoopte kinderen toe te laten sinds de 12e eeuw wel uit, maar is toch door Paus Pius X in 1910 vastgesteld, dat de eerste communie in den regel niet meer op 12- of 13-, maar op 7jarigen leeftijd moest plaats hebben.

Zij had tusschen Doop en Avondmaal twee sacramenten ingeschoven nl. de biecht en het vormsel. Thans heerscht het gebruik, „dat men na de eerste Heilige Communie het vormsel ontvangt”, en dit heeft plaats als regel op 7-jarigen leeftijd.De Gereformeerde hervormers verwierpen het vormsel en stelden de catechese en de belijdenis des geloofs tusschen Doop en Avondmaal er voor in de plaats. De Remonstranten wilden den toegang tot het Avondmaal vrij en aan ieders consciëntie overlaten. Maar de Gereformeerden als Calvijn, a Lasco, Voetius e.a. achtten voor de gedoopten een voorbereiding noodig. Vandaar de catechese, die de gedoopten door onderwijzing in de Schrift, de belijdenis der kerk enz. tot de openbare belijdenis en het gebruik van het Avondmaal moet voorbereiden, zie artikel Catechese. Vroeger waren er geen vastgestelde vragen, maar op de synode van Utrecht, 1923, hebben de Gereformeerde kerken een kort formulier met een viertal vragen voor de openbare belijdenis opgesteld en ten gebruike aanbevolen, zie art. Belijdenis (Openbare). In de Hervormde kerk gelden een drietal vragen, door de synode in 1861 opgesteld, zie Reglement op het Godsdienstonderwijs, art. 39.

Belijdende leden, die van andere kerken van hetzelfde kerkverband overkomen, mogen volgens art. 61 K. O. alleen op grond van attestatie als leden aangenomen en tot het Avondmaal toegelaten worden. Bij wijze van uitzondering worden leden, die tijdelijk op een andere plaats vertoeven, op een schriftelijk of mondeling getuigenis, dat zij in hun kerk tot het Avondmaal gerechtigd zijn, wel eens als gasten toegelaten. ZieDrF. L. Rutgers, Kerkelijke Adviezen II, 156, 159—166.

Art. Attestatie. Ds Joh. Jansen, Korte verklaring der Kerkenordening, blz. 269.

< >