Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Thomas Becket

betekenis & definitie

Aartsbisschop van Canterbury, 1120—1170. Toen hij archidiaconus was van den aartsbisschop van Canterbury nam hij de plichten van dit kerkelijk ambt met zulk een toewijding waar, dat de aartsbisschop meende aan Hendrik II, koning van Engeland, geen beteren dienst te kunnen bewijzen, dan hem Becket aan te bevelen als kanselier.

Tot dit ambt benoemd, 1155, stond hij den koning krachtig ter zijde in diens politiek tegenover de aanspraken der kerk; vandaar dat deze hem straks tot aartsbisschop van Canterbury benoemde. Toen echter veranderde hij van houding, en openbaarde zich als voorstander van de hiërarchische plannen van paus Alexander III.

Met alle hem ten dienste staande middelen zocht hij van den koning te verkrijgen:1. dat de geestelijkheid niet langer aan de wereldlijke rechtspraak onderworpen zou zijn, en
2. dat aan de kerk door haar zelfstandig beheerde goederen verzekerd werden.

In eene, door den koning te Clarendon belegde bijeenkomst van alle geestelijke en wereldlijke grooten uit zijn rijk, 1164, werd nu de macht van den staat boven de kerk vastgesteld, en Becket gedwongen zich met deze uitspraak te vereenigen. Becket, die spoedig hierop openlijk terugkwam en deswege voor het koninklijk gerechtshof werd gedaagd, vluchtte naar Frankrijk. Na een schijnbare verzoening met den koning, keerde hij, 1170, naar Engeland terug. Eenige weken later werd hij bij het altaar van de kathedraal te Canterbury door vier edellieden vermoord. Reeds in 1172 werd hij door de kerk als martelaar heilig verklaard, en van toen af tot aan het begin der reformatie was zijn kapel te Canterbury het doel van talrijke bedevaarten. Hendrik III liet, 1238, zijn gebeente, als dat van een hoogverrader, verbranden.

< >