Van Tachpanhes wordt in de Heilige Schrift melding gemaakt in Jer. 2 :16, 43 : 7—9, 44:1, 46:14 en Ezech.30:18. Steeds wordt het genoemd als stad in Egypte.
Maar de ligging wordt niet nader aangeduid. Alleen kan uit Ezech. 30 : 17 v., waar het naast de steden uit de Oostelijke Nijldelta, Aven-Heliopolis en Pibèseth-Bubastis, genoemd wordt, opgemaakt worden, dat Tachpanhes daar ook wel zal moeten worden gezocht.
Ook blijkt hier, dat het een belangrijke stad moet geweest zijn. Immers, hier is van haar „dochtersteden” sprake.
Dit kan ook worden geconcludeerd uit Jer. 43 : 9, waar gezegd wordt, dat er een paleis van den farao stond.De Grieksche en Latijnsche vertalingen van het Oude Testament geven Tachpanhes altijd weer door Taphnas (Grieksch) en Taphnis (La.tijnsch). Deze ouden hebben het dus geïdentificeerd met de stad, die Herodotus „Dafnai bij Pelusium” noemt, die door Psamtik I (663—610 v. Chr.) werd herbouwd en versterkt. Ze zal wel gezocht moeten worden ter plaatse van den huidigen teil Defennè, ten Zuid-Westen van het huidige Pelusium. Hier vond Flinders Petrie in 1886 naast resten van gebouwen uit den tijd der 19de en 20ste dynastie (1350—1090 v. Chr.) de groote legerplaats van Psamtik, waarvan Herodotus gewaagt, en verder allerlei bewijzen van het verblijf van de Grieksche huurtroepen, die destijds in Egyptischen dienst waren.
De ligging van deze vesting op den Oostelijken oever van den z.g.n. Pelusischen Nijl verklaart ten volle, hoe Jeremia het een van de belangrijkste steden van het toenmalige Egypte noemen kon. Ook begrijpen we nu, waarom de Joodsche vluchtelingen juist hier een onderkomen zochten.