Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Taboe

betekenis & definitie

(Tabu). Het woord „taboe” gewoonlijk „tabu” geschreven, is aan de Polynesische talen ontleend en werd tot een technische term, die in de godsdienst-wetenschap burgerrecht verkreeg.

De eigenlijke beteekenis er van is, dat iets door een onderscheidingsteeken werd gekenmerkt om het alzoo aan het gewone dagelijksche gebruik te onttrekken. Letterlijk beteekent het woord „scherp door een merkteeken onderscheiden”.

Zoo is dus tabu al hetgeen religieus verboden is. Zooals in de godsdienstwetenschap meer het geval is, worden aan de natuurvolken ontleende woorden als technische termen gebezigd om verschijnselen te noemen, die bij bepaalde volken zeer in het oog vielen en waarvan later bleek, dat zij overal verspreid waren, ook al vielen zij niet overal evenzeer in het oog.

Zoo verkreeg het woord „tabu” burgerrecht, omdat het verschijnsel, dat er door genoemd werd, vooral in de Zuidzee de aandacht trok der ontdekkingsreizigers uit de 18e en 19e eeuw. Daarmede is echter niet gezegd, dat het daar uitsluitend voorkomt.

Bij alle natuurvolken speelt het een rol en in alle religies heeft het eene functie en in alle culturen wordt het aangetroffen, zelfs in de Europeesche. Maar de Polynesische naam werd op dezelfde verschijnselen elders toegepast.

Met zekerheid kan worden vastgesteld, dat in het sociale leven van alle primitieve volkeren de tabu een groote rol speelt. Daarbij komt, dat het zoo algemeen van strekking is, dat het niet wel mogelijk is op te sommen wat wel en wat niet tabu zijn kan.

Allerlei zaken, tot woorden en tijden toe, kunnen verschijnen als onder religieus verbod en dus als tabu, zoodat zij gevaar opleveren, als zij worden aangeraakt, als zij worden gezien of gebezigd en gebruikt.

Voor den natuurmensch kan dan ook de tabu een zware druk worden, omdat hij aanraking met zulke voorwerpen moeilijk vermijden kan, dank zij de veelheid van dergelijke objecten en vooral ook omdat reeds het toevallig zien of aanraken, naar zijne voorstelling, uiterst gevaarlijk moet worden geacht.

Op elk gebied van het leven wordt de natuurmensch door de tabu omringd. Wel kan echter een algemeen onderscheidingsbeginsel worden aangenomen daarin, dat er dingen van nature tabu zijn en andere, die tabu verklaard werden.

Van nature zijn tabu alle bovennatuurlijke wezens, alles, waarin deze gedacht worden te zetelen en waarmede deze wezens gedacht worden in aanraking te komen. Dus zijn tabu alle dingen, die als zetel der geesten en góden beschouwd worden, alle beelden, alle tempels, alle boomen en steenen, waarin zij vereerd worden, maar ook alle toovenaars en priesters, alle vorsten en hoofdlieden, die hetzij door hunne gaven, hetzij door hunne afkomst van hooger wezens, als incarnaties der geesten of góden worden beschouwd.

Van nature zijn dus de geesten tabu en alles wat met hen in onmiddellijke betrekking staat. Tabu is alles wat een bijzondere mate van zielestof in zich draagt als b.v. het bloed, dat als drager des levens geldt of als drager eener ziel.

Naarmate iemand hooger geacht wordt, naar die mate is ook zijn bloed krachtiger en in hooger mate tabu. De hoofdlieden b.v. overtreffen in dezen opzicht den gewonen man.

Ook een menstrueerende of barende vrouw en het pasgeboren, ongereinigde wicht gelden als tabu vanwege de mysterieuse kracht des bloeds. Daar de ziekte gewoonlijk van de werkzaamheid der geesten wordt afgeleid, zijn ook kranken veelal tabu en worden zij menigmaal aan vele ellende blootgesteld, waarbij hij het slechtst er aan toe is, die niemand heeft, die zich met hem tabu maken laat.

Uit den aard der zaak zijn bij zulke beschouwingen ook lijken, die immers met de geesten der afgestorvenen in verband staan, vanzelf reeds daarom tabu.Behalve de dingen, die van nature tabu zijn, kan men er andere aanwijzen, die van nature deze eigenschap niet bezitten, maar deze verkregen. Dit kan gebeuren allereerst reeds door louter aanraking, want tabu is een besmettelijke eigenschap. Aanraking van een object, dat tabu is of van een persoon, die tabu is, maakt ook tabu, want daardoor wordt deze eigenschap overgeplant. Maar behalve op deze wijze kan een object tabu worden doordat een machthebber het tabu verklaart. Ook kan zulk een verklaring door een machthebber worden opgeheven, zoodat het weder op de gewone wijze mag worden gebruikt. Hoe hooger iemand geplaatst is, hoe verder zijn tabu-verklaring zich uitstrekt.

Voor het sociale leven der natuurvolken heeft het tabu-verschijnsel dus wel een groote beteekenis, want de hoofdlieden hebben de bevoegdheid om bepaalde voedingsmiddelen, die schaarsch dreigen te worden, tabu te verklaren. Daardoor worden zij dan tot nadere order eenvoudig aan het gebruik onttrokken. Zoo is er dus aan de tabu een zijde, die voor het sociale leven van de gewoonlijk achtelooze en verkwistende natuurvolken van groot belang moet worden geacht. Wijze vorsten en stamhoofden konden door toepassing van de tabu waken tegen het uitmoorden van nuttige dieren of het opteren van levensbehoeften, al is het ongetwijfeld ook dikwijls voorgekomen, dat er onder hen waren, die op zeer egoïstische wijze van de tabu-verklaring misbruik maakten ten bate van zichzelven en tot uitbuiting hunner menschen. Maar naast het groote nut heeft de tabu ook aanleiding gegeven tot allerlei verschijnselen, die in de oogen van ons Westerlingen wel zeer zonderling moeten voorkomen. Zoo was het den vorsten en vorstinnen van Tahiti verboden te loopen en moesten zij altijd worden gedragen, want als zij liepen, zou de plaats, waar zij den voet zetten, tabu moeten worden en dan zou ieder, die na hen daar zijn voet zette ook tabu worden.

Om dus de onderdanen voor deze besmetting te bewaren werden de vorsten gedragen. En datzelfde geldt van de heilige plaatsen, die elk tabu maken, die daar komt en daarom ten strengste worden vermeden. De personen, die dan ook daarin de toevlucht namen, konden zich daar aan de straffende gerechtigheid onttrekken door tabu te worden. Ook het tabu-zijn van den grond leidde tot allerlei ceremoniën, die de priesters hadden te volbrengen bij den tempeldienst, zoo b.v. het uittrekken der sandalen. Ook mag bij sommige stammen een begrafenis niet langs den weg zich voortbewegen, opdat deze niet met een tabu zal worden besmet. Eveneens kunnen tijden en dagen tabu zijn.zoodat dan alle werk verboden is.

Het werken op zulke tabu-verklaarde dagen kan geen werkelijk nut afwerpen. Hiermede hangt ook samen het dragen of het niet-dragen van bepaalde kleedingstukken. De kleeren van een klager zijn tabu, totdat de onreinheid voorbij is, dus worden zij zoolang terzijde gelegd of ook wel vernietigd, want anders zou de tabu-besmetting zich voortplanten. Om deze te onderscheiden hebben deze kleederen dan ook een eigen kleur. Dat met dergelijke beschouwingen oorspronkelijk ook de rouw en de rouwkleeding en tal van eigenaardige begrafenisgewoonten hebben saamgehangen, is niet onwaarschijnlijk. Daar er voor het bewustzijn van natuurvolken een zeer eigenaardige intieme verhouding bestaat tusschen den naam en de persoonlijkheid, zijn er ook taal-tabu’s, die het gebruik van namen verbieden.

Hieruit ontstonden dan weer allerlei andere gebruiken. Soms nam de vorst bij het aanvaarden der regeering een anderen naam aan, terwijl de vorige niet meer mocht worden gebruikt. De namen van afgestorvenen werden niet meer genoemd en als er over den doode gesproken werd, duidde men hem door omschrijvingen aan. Ook deze taal-tabu’s worden door zeer strenge straffen, soms zelfs wel met den dood gestraft.

De voorstelling, dat de overschrijding van den tabu zeer ernstige gevolgen hebben moet als b.v. dood, ziekte en ongelukken, leidde tot tal van wettelijke bepalingen, die tegen tabu-breking moesten waken. Al deze wetten verschijnen in den vorm van het streng verbod: „gij zult niet”. Deze tabu-verboden worden weder onderscheiden naar de vormen, waarin zij optreden en die, gegeven de magische wereld, waarin de natuurmensch leeft, zeer grillige en naar onze beschouwing zelfs absurde karaktertrekken aannemen. Zoo kent men de zoogenaamde sympathische tabu’s. Deze tabu’s verbieden bepaalde handelingen, met het doel om te verhinderen, dat op een geheel ander gebied een paralelle schadelijke handeling zal plaats grijpen. Zoo was het b.v. op Madagascar verboden een manlijk dier te slachten in het huis van den man, die ten strijde was getogen, want het dooden van zulk een dier zou den dood van den uitgetogen krijgsman ten gevolge hebben.

Australische stammen schrijven het ontstaan van geslachtsziekten wel toe aan tabu-overtreding en volgens sommige heeft het eten van bepaalde dieren vóór de besnijdenis abnormale vorming van geslachtsdeelen ten gevolge enjwordt een meisje onvruchtbaar door het dragen van een ceintuur van dooden-haar. Andere sympathische tabu’s gaan uit van het geloof, dat het eten eener spijze het overnemen van eigenschappen veroorzaken kan. Zoo mocht op Madagascar een zwangere vrouw een bepaald soort bessen niet eten, zou het kind geen roode vlekken krijgen. Het eten van de knie van een os verzwakt de knieën van den krijgsman. Een voedende moeder mag geen kalfsvleesch eten om den dood van haar kind niet te veroorzaken, want dan zal zij treuren gelijk de koe treurt om haar jong. En elders weer eigent zich de verkooper van groenten of wild iets van het verkochte toe, opdat zijn tuin vruchtbaar en zijn jacht voorspoedig zal blijven.

Een andere vorm van sympathische tabu’s berust op overeenkomst in woorden. Een woord, dat nier beteekent en dat in klank gelijkt op het woord, dat de citroen noemt en die samen weer doen denken aan een woord, dat beteekent „door een schot gedood”, is oorzaak, dat op Madagascar geen krijgsman nieren of citroenen eet.

Het ontstaan van dergelijke sympathische tabu’s vindt gereede verklaring in de animistische levens- en wereldbeschouwing der primitieve volken. Deze tabu-vormen zijn echter meer volksgebruiken, die men beter doet te volgen, maar als men ze overtreedt, wordt men daardoor nog geen misdadiger. Het zijn individueele tabu’s, die voor het verstaan der volksziel van belang zijn en waarmede zij, die geroepen worden tot den omgang met inboorlingen, rekening hebben te houden. Behalve deze sympathische tabu’s zijn er ook de sociale tabu’s, die van veel grooter belang zijn. Deze worden door de gemeenschap opgelegd en door den individu niet vrijwillig aanvaard. De individu wordt daardoor buiten de gemeenschap gesteld; hij wordt daardoor als omtuind, zoodat zijn stamgenooten tegen de besmetting, die van hem uitgaat, worden beveiligd.

Zooals deze tabu’s door de gemeenschap worden opgelegd, kunnen zij ook alleen door de gemeenschap worden opgeheven. Zij beschikt daartoe over bepaalde, doeltreffende middelen en speciaal daarmede belaste personen. Dergelijke tabu’s doelen op den welstand der gansche gemeenschap. Zij wortelen in het sociaal bewustzijn en worden daardoor ook gedragen. Elk lid der gemeenschap weet zich aan de daaruit volgende verplichting onderworpen, aanvaardt deze spontaan. Niemand denkt er aan zich daaraan te onttrekken of de geldigheid ervan te betwisten.

Deze verplichting is er en is als zoodanig reeds goed en vanzelf sprekend. Het totaal dezer sociale verplichtingen vormt het gewoonterecht, waardoor de in de primitieve maatschappij verkeerende individuen of kleine groepen verbonden zijn in een bepaalde onderlinge verhouding. Deze tabuvorm heeft dus voor de continuïteit en de handhaving der gemeenschap groote beteekenis en het voorkomt hare uiteenrafeling. Deze tabu waakt er voor, dat alle ceremoniën van religieusen en familialen aard worden nageleefd van geslacht tot geslacht. Hij regelt alle publieke en bijzondere handelingen, die als heilig en onaantastbaar worden beschouwd en nooit straffeloos overtreden kunnen worden. De voorgeslachten van welke zij geërfd werden, waken ook zelven voor hunne handhaving en zijn elk oogenblik daar om de overtreders te straffen.

Wat aan de voorouders niet geoorloofd was, kan aan de kinderen niet toekomen noch passen. En het nageslacht, dat daarin verandering zou brengen, zou over zichzelf een oordeel halen. Elke familie heeft bijzondere dingen, die haar verboden zijn, terwijl zij aan een andere familie geoorloofd zijn kunnen. Zoo heerscht er dus een groote verscheidenheid, hoewel er regels zijn voor het geheele complex, waaraan dus allen op straffe van de wraak der voorouders onderworpen zijn. Vooral het opperhoofd moet deze tabu’s kennen niet alleen, maar ook stipt na komen. Om zijn onderdanen een gerust leven te bereiden, heeft hij er zich met de grootste nauwkeurigheid aan te onderwerpen.

Zoo wordt door deze sociale tabu’s de macht der opperhoofden, die absoluut schijnt, toch weder zeer beperkt. De hoofdlieden hebben de meeste verplichtingen en de talrijkste tabu’s op te volgen. Zij zijn daardoor gedwongen met den adel te raadplegen, de grootmachten in hunne familie te ontzien. Willekeur is voor hen niet mogelijk, zoodat als zij een tabu opleggen, dit steeds geschiedt in overeenstemming met het gewoonterecht, dat tevens de kracht hunner bevelen uitmaakt, zoodat niemand ze weerstaat. De sociale tabu is dus een machtig werktuig in de hand der regeerders tegenover onderdanen en vreemdelingen.

Zoo regelt dus de tabu heel de relatie tusschen volk en vorst. De op Madagascar vroeger geldige regeling bevatte meer dan 300 bepalingen. Men mocht daar geen vorst groeten, niet van een hoogte op hem neerzien, niets kwaads van hem zeggen, niet om hem lachen en hem geen lang leven wenschen, daar hij onsterflijk was. Zijn tabu-macht strekte zich uit over al wat hij bezat, zoodat de man uit het volk eerbiedig met den hoed in de hand bleef staan voor zijner majesteits vee. Elders weer mag de vorst niet worden gezien en ook niet door de zon worden beschenen, noch met zijn voet de aarde betreden. Daarom verbergen zich de menschen voor hem, moet hij steeds worden gedragen en moet een scherm hem overdekken, opdat zijn tabu zich niet zal verbreiden en overal verderf aanbrengen doordat zon en aarde in het ongereede worden gebracht.

Het geroep ging op sommige Polynesische eilanden den vorst vooraf: „ziedaar de koning” en dan moest de onderdaan zich geheel ontdekken, totdat de koning was voorbijgegaan. Dikwijls is ook de macht van den souverein met het bezit van bepaalde relikwieën verbonden. Wie deze bezit, heeft ook de souvereine macht. Ook in Nederlandsch-Indië is voor de vorsten aan het bezit der rijkssieraden souvereine macht verbonden. De vorsten hebben hunne Kabesaran, die bij plechtige gelegenheden voor hen uit gedragen worden, terwijl de families hare Poesaka bezitten, die bij familie-feesten worden getoond.

Zoo heeft dus het tabu-verschijnsel een zeer groote beteekenis in het sociale en particuliere leven der primitieve volkeren. De tabu is een wapen, dat de gemeenschap verdedigt tegen wat vreemd en nieuw is en dat dus ook de orde waarborgt. Voor vreemde invloeden is de tabu dus een vijandige macht, die in de primitieve gemeenschap de plaats en de functie inneemt en vervult, die in de hoog ontwikkelde cultuurmaatschappij door de centrale macht wordt ingenomen en uitgeoefend.

Het ligt voor de hand, dat men bij de verklaring van het tabu-verschijnsel onderscheidene wegen heeft ingeslagen, die afhangen van de voorstelling, die men van zijn wezen zich gevormd heeft. Sommige onderzoekers ontzeggen aan den tabu een religieus karakter ook al stemt men toe, dat hij steeds als een imperatief optreedt voor het bewustzijn der primitieven. De tabu zou dan louter een uitlooper zijn van een gevoel, dat sommige dingen niet behooren te geschieden en dat op zichzelf niet religieus behoeft te wezen. Gegeven echter het volstrekt religieus karakter van het leven der primitieve volkeren, zoodat alles bij hen in een religieus licht verschijnt, is het niet aannemelijk, dat zulk een diep ingrijpend verschijnsel buiten het religieuse leven staan zou. Het volstrekte van het verbod, de vrees, die er mede gepaard gaat, de geweldige uitwerking van overtreding der tabuverboden op het psychisch leven, zoodat zelfs de dood niet zelden er mee gepaard gaat, al deze verschijnselenwijzen erop, dat in de tabu bovenzinlijke macht zich doet gelden over het bewustzijn, waardoor heel het verschijnsel zelf tot een religieus verschijnsel wordt gestempeld. Litteratuur: Tabou et Totémisme a Madagascar, etc. per A. v.

Gennep, Paris, 1904. Religion, moeurs et légendes van denzelfden schrijver, Paris, 1908. Religion und soziales Leben bei den Naturvölkern van Dr H. Visscher, band I, S. 239 ff. II, 505—540. F.

B. Jevons, Introduction to the history of religion, London, 4th. edit. en ook diens Introduction to the study of comparative religion, New-York.

< >