Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Synodale Vertaling

betekenis & definitie

noemt men de vertaling van het Nieuwe Testament in het Nederlandsch, vervaardigd op last van de synode der Nederlandsch Hervormde Kerk, verschenen 1868 bij de Nederlandsche Bijbelcompagnie te Amsterdam. De synode nam het besluit tot deze vertaling na lange voorbereiding in 1853.

Eerder was reeds gebleken, dat de Theologische Faculteiten van Leiden en Groningen het plan toejuichten, doch dat de Utrechtsche tegenstandster was. En zij was niet de eenige, die bezwaar had.

We noemen hier nog 1. da Costa, die het plan in brochures en tijdschriftartikelen bestreed. Hoofdzaak bij het verzet was, dat zoo de synode zelf als de vertalers, die zij aanwees, overwegend modern waren (de Confessioneele Vereeniging sprak later van: Mennonieten, erkende aanhangers van de nu bijna versleten Groningsche richting, woordvoerders van het moderne ongeloof) en dat men van zulke mannen niet een overzetting mocht verwachten, die met vertrouwen kon worden gebruikt.We kunnen hier niet opsommen de zeer talrijke regels en regelingen, die door de synode en door de vertalers zijn opgesteld, om het werk naar eisch te laten geschieden. Men bepaalde en regelde veel te veel en het aantal vertalers was veel te groot. In naam had de Leidsche hoogleeraar W. A. van Hengel de leiding. Blom, Harting en Prins werden aangewezen voor de vertaling van de Evangeliën en Handelingen; Scholten, Niermeyer en Kist voor de Johanneische geschriften; Spijker, Pareau en Vissering voor de brieven van Paulus behalve die aan Timotheüs en Titus; Hofstede de Groot, Muurling en Van Herwerden voor Timotheüs, Titus, Hebreen, Jacobus, Petrus, Judas. Taalrevisoren waren Des Amorie van der Hoeven en J. de Jager.

In de plaats van Kist en Niermeyer, die spoedig stierven, trad Bell op. Ook in elke groep verdeelde men het werk nog weer. Een en ander had ten gevolge, dat er geen eenheid was, waardoor eindredactie noodzakelijk bleek.

Hoewel de vertaling dus ongetwijfeld van vrijzinnige zijde kwam, poogde men de rechtzinnige niet te kwetsen. Men weerde leerstellige en polemische aanteekeningen, liet hangende geschilpunten onaangeroerd. Het gevolg was, dat men noch rechtsch noch linksch bevredigde. „De geschiedenis der Synodale Vertaling was in menig opzicht een lijdensgeschiedenis”.

Na het verschijnen der vertaling kwam m.n. van orthodoxe zijde veel critiek. We noemen hier het proefschrift van Dr Q. J. Vos Azn., die zeer veel aanmerkingen had en daarom later (1893) zelf een vertaling van de Evangeliën en Handelingen in het licht gaf. Vos is weer met name door modernen bestreden.

De Synodale Vertaling van het Nieuwe Testament is ondanks de grondige voorbereiding een groote mislukking geworden een dood geboren kindeke. Haar geschiedenis is beschreven door Dr N. de Jager Meezenbroek, De Geschiedenis van de nieuwe Synodale Vertaling van het Nieuwe Testament, Doetinchem, 1899.

Ook Frankrijk heeft een Version Synodale gemaakt op last van en uitgegeven door de Société Biblique de France, onder leiding van E. Bertrand met medewerking van een groot aantal geleerden. Deze vertaling is ook buiten Frankrijk van belang van wege haar pericopenindeeling en het stychisch drukken der dichterlijke gedeelten.

< >