beteekent medewerking of samenwerking, en is de naam die gebezigd wordt in den strijd of in de bekeering van den zondaar alleen Gods genade werkte of dat de mensch zijnerzijds daarin medewerkt. Deze strijd werd in de 16e eeuw met name in de Luthersche Kerk gevoerd.
Luther heeft in het begin van zijn optreden de verdorvenheid van ’s menschen natuur en zijn onmacht tot het goede en de souvereiniteit van Gods genade even beslist geleerd als Calvijn, en met evenveel kracht het Semipelagianisme bestreden. Maar Melanchton nam sinds 1527 dienaangaande een niet zoo beslist standpunt in en leerde van 1535 af een zeker synergisme, een medewerking van den mensch met God in het werk der bekeering.
De echte Lutheranen als Flacius, Amsdorf en Heshusius verwierpen dit synergisme van Melanchton, maar Luther zelf behandelde in later tijd de leer der praedestinatie niet meer theologice en zag de verandering, die bij Melanchton plaats greep, zwijgend aan. Vandaar dat bij de Lutherschen aanvankelijk het synergisme van Melanchton nog wel bestreden werd, maar langzamerhand de leer derpraedestinatie ter zijde werd gesteld.Amsdorf leerde contra Melanchtons synergisme, dat hierdoor de rechtvaardiging alleen door genade ontkend werd. In het Interim werd door Melanchton een poging gedaan om de Semipelagianen tevreden te stellen door de bewering, dat in de bekeering de wil van den mensch met de genade van God overeenstemt en samenwerkt. Hij vond een ijverig voorstander en voorvechter van zijn gevoelen in Pfeffinger. De professoren van Wittenberg kozen voor hem partij, maar de professoren van Jena, onder aanvoering van Flacius, hielden staande, dat de zondaar van nature nimmer met God samenwerkt of medewerkt, maar altijd tegen God ingaat. In Jena echter pleitte Stringelius voor het synergisme, die deswege een tijdlang in de gevangenis gezet werd. In het jaar 1560 werd te Weimar een openbaar dispuut gehouden tusschen Flacius en Stringelius over de vraag of de natuurlijke mensch macht heeft zijn wedergeboorte te bevorderen en goed te doen.
Het niet op den voorgrond stellen der praedestinatie door Luther en het opkomen van de leer van het synergisme door Melanchton heeft in de Luthersche kerk ertoe geleid, na de Formula Concordiae, dat men leerde dat God, volgens zijn voorgaanden wil, de zaligheid van alle menschen wil, maar naar zijn volgenden wil de zaligheid alleen van hen, wier geloof en bekeering Hij te voren gezien had. De bemiddeling tusschen de verkiezing Gods en den vrijen wil van den mensch werd gezocht in den ernst waarmede de natuurlijke mensch van de middelen der genade gebruik maken kan. Het is geen wonder, dat, toen de Remonstrantsche gevoelens door de Synode van Dordt 1618/19 veroordeeld waren, de Lutherschen met hun Semipelagianisme voor de veroordeelde Remonstranten partij kozen. Prof. Bavinck schrijft Gereformeerde Dogmatiek 113, pag. 367: „Toen op de synode te Dordrecht de Remonstranten veroordeeld waren, voelden zij zich hoe langer hoe meer tot dezen aangetrokken. Ofschoon de Gereformeerden altijd tusschen de Lutherschen en Remonstranten onderscheid maakten, oordeelden de eersten steeds meer, dat in de Remonstranten hun eigen leer veroordeeld was.
De Luthersche theologen der 17e eeuw naderden de Remonstrantsche belijdenis.” De leer van het synergisme, dat de mensch op eenigerlei wijze, hoe dan ook, in zijn bekeering met God kan saamwerken is semipelagiaansch, remonstrantsch. De Heilige Schrift openbaart, de Gereformeerde kerk belijdt, en de Gereformeerde theologie leert, dat de natuurlijke mensch, de mensch in zonde, dood is in de zonden en misdaden, onbekwaam tot eenig goed en geneigd tot alle kwaad. De genade Gods is absoluut in de eeuwige verkiezing naar vrijmachtig welbehagen, en in de wedergeboorte, want het is God die in de uitverkorenen werkt het willen en het werken naar Zijn welbehagen (Philipp. 2 : 13).