De meest Zuidelijke stad van Egypte is sedert duizenden jaren Syene, thans Assoean geheeten. Ze was het in de dagen van Israëls profeten (Ezech. 29 : 10 en 30 : 6) en ze is het ook nu nog.
Tegenover deze stad ligt in den Nijl een eiland, ongeveer drie kilometer lang, met palmen begroeid. En op de Zuidpunt van dit eiland lag in de oudheid eene stad, die haar naam ontleende aan den olifant.
Jeb, zoo luidde de Egyptische naam dezer stad, door de Grieken vertaald als Elephantine.Sedert 25 jaar weten we, dat hier in den tijd van het Perzische wereldrijk een Joodsche militaire kolonie bestond. In 1904 werden te Assoean een tiental papyrusoorkonden te koop aangeboden, die later bleken uit Elephantine afkomstig te zijn. Ze vormden een soort van familiearchief uit de vijfde eeuw v. C. en werden in 1906 door Sayce en Cowley gepubliceerd. Reeds tevoren had een brokstuk zijn weg naar Straatsburg gevonden. En in de jaren 1906 tot 1908 werden vanwege het Berlijnsche museum in de ruïnen van Elephantine opgravingen ondernomen, waarvan Sachau in 1911 de resultaten in het licht gaf.
Reeds ten tijde van Jesaja en Jeremia leefden er Israëlieten en Judeërs in het Zuiden van Egypte (Pathros, Jes. 11 : 11 en Jer. 44 : 1). Uit eene der papyrusoorkonden vernemen we, dat ze te Elephantine een tempel hadden, die reeds gebouwd was voordat Kambyzes in 525 v. C. Egypte veroverde, en die in 411 v. C. op aanstoken van Egyptische priesters werd verwoest. Een andere oorkonde, uit 419 v.
C., handelt over een verordening van Darius Nothus betreffende de viering van het feest der ongezuurde brooden. De kolonie stond in Perzischen militairen dienst, en moest het toentertijd Perzische Egypte beveiligen tegen invallen uit het Zuiden. Maar deze Joodsche mannen werden door den militairen dienst niet ten volle in beslag genomen. Voor allerlei civiele zaken hielden ze tijd genoeg over. Wanneer we hier spreken over mannen, mogen we niet verzuimen tevens melding te maken van eene Jodin met name Mibtachja, blijkbaar eene zeer bedrijvige vrouw. Haar familieleven en haar handelsgeest leeren we uit de papyri kennen.
De oorkonden zijn geschreven in een soort Arameesch, dat groote overeenkomst vertoont met de Arameesche taal van zekere oorkonden in het boek Ezra. Sommige Arameesche papyri uit Elephantine hebben min of meer belleteristischen inhoud.