Dit Latijnsche woord beteekent schatting, ondersteuning, bezoldiging. Het wordt in twee beteekenissen gebruikt.
1. In de Roomsche kerk verstaat men er onder de gift, die aan den priester ter hand gesteld wordt, om naar de bedoeling van den gever (bijv. voor een overleden vader, kind enz.) een mis te lezen. Deze geldsommen dienen om in het levensonderhoud der priesters, die langen tijd geen of weinig geld maar levensmiddelen (naturalia) van de leeken ontvingen, te voorzien. De grootte van de geldsom wordt door een verordening van den bisschop vastgesteld. Minder mag de priester niet aannemen en meer mag hij niet eischen. De priester moet volgens de afspraak met den gever de mis lezen. Als hij verhinderd wordt, moet hij de geheele geldsom aan zijn opvolger ter hand stellen.
2. In de 16e en 17e eeuw werden meermalen bij erfstelling of schenking aan de Universiteiten geldsommen gegeven, om uit de rente aan minvermogende studenten beurzen (jaarlijksche toelagen) te verleenen. Meestal werd bepaald, dat alleen studenten in de Theologie voor zulk een beurs in aanmerking kwamen. Zoo deed men in de landen, waar de Reformatie ingang had gevonden, opdat een genoegzaam aantal predikanten aanwezig zou zijn. Zulk een schenking werd ook wel stipendium genoemd. Ook werd wel uit een schenking of een legaat een gebouw ingericht, waar theologische studenten zonder betaling huisvesting, voedsel enz. ontvingen. In Duitschland noemt men zulke huizen, die aan onze Hospitiën herinneren, Stipendiën-Anstalten (Tübingen, Marburg).