Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Stadszending

betekenis & definitie

Arbeid der Christelijke liefde in de steden. Wijl de naam zending geijkt is voor de Evangelieprediking onder de Heidenen en er een wezenlijk verschil bestaat tusschen het werk in de verre landen en dat in de achterbuurten, is de naam stads-evangelisatie beter dan stadszending.

De zending plant de kerk, waar zij nog niet is, de evangelisatie is het werk der erbarming over de massa afvallige en wegzinkende leden der gemeente. Zending is tirailleurswerk.

Evangelisatie is dienst van het leger. Elk Christen behoort een belijder en een prediker van Christus te zijn.Stadszending, in onderscheiding van evangelisatie ten plattenlande, waar de mensch in vele opzichten anders leeft en denkt dan de stedeling. De z.g.n. stadszending, begonnen te Glasgow in 1826 door D. Nasmith, breidde zich spoedig sterk uit. In New-York 1830. Londen 1835. Wiehern in Hamburg 1848.

Stocker in Berlijn 1877. Adama van Scheltema in Amsterdam. De geweldige opbloei der industrie deed vooral in de zeventiger jaren der vorige eeuw de bevolking der steden zóó snel toenemen, dat het woord van Riehl vreeselijk waar werd: „Europa wird krank an der Monstrosität der Groszstädte”. Irreligiositeit, onverschilligheid op religieus gebied, is het schrikkelijkst gevaar, dat de steden aankleeft. (Dr Harrenstein, Het arbeidsterrein der Kerk in de groote steden.) Hoe de aan den doop vervreemde en aan de kerk ontzonken massa weer te bereiken, is het ontzaglijk probleem der stadszending. In 1912 werd de „Hervormde Stadszending” in Amsterdam opgericht. In 1917 de „Huis aan huis bond” gesticht.

Ook in Rotterdam, Den Haag en Utrecht is het werk met kracht ter hand genomen, meer of minder in verband met de kerk. De arbeid valt in twee groepen van werkzaamheden uiteen: evangelisatie en Philanthropie, getuigen en redden, geestelijk en maatschappelijk werk. Deze beide zijn van elkaar niet te scheiden. Ofschoon het geestelijke primair is, moet echter erkend, dat de daadzending vaak al te veel ontbreekt. Zonder daadzending is woordzending vrijwel machteloos. Stadszending is dringend noodzakelijk.

De steden zijn de hartaders, waardoor het levensbloed eener natie zich allerwege verspreidt, schatkamers van wetenschap en beschaving, besmettingshaarden van allerlei zonde. De moderne stad is een burcht en bolwerk des satans. De bijzondere nood verplicht de kerk, welke Christus gesteld heeft tot een schijnend licht en een zoutend zout, tot bijzonderen arbeid. Zij moet opkomen voor het recht van haar Koning, maar ook de ontfermende genade van Christus voorhouden. En zulks door woord en daad en geschrift. Is de noodstand verbijsterend groot, de middelen om dezen te bestrijden zijn vele en velerlei: Zondagsscholen, goede lectuurverspreiding (traktaten en korte predikaties), Bijbelcolportage, geregeld huisbezoek, Bijbelbespreking in een locaal of in de open lucht, afgewisseld met zang en muziek, volksbibliotheken, winterlezingen, jeugdwerk, gevangenisbezoek, verzorging van kranken.

De middelen behooren overeen te komen met de heiligheid en de heerlijkheid van Gods Woord. Alleen door de Godskracht van het Evangelie kan de zondaar uit zijn nood en ellende worden opgeheven. De stadszending vormt een scherp contrast met het milieu, waarin zij arbeidt. Tegenover de koude natuurlijke zelfzucht betoont zij Christelijke naastenliefde. Aan wie steeds jagen in den ren om het dagelijksch brood predikt zij het Brood des Levens. Terwijl men in het stadsgewoel zich niet bekommert om wat achterblijft en niet mee kan, ontfermt de stadszending zich in het bizonder over het zwakke en ellendige.

Is deze arbeid uiterst moeilijk, omdat hij alles tégen heeft, er doet zich thans een kentering op, wijl de vraag naar geestelijke waarden met den dag in wijder kring grooter wordt. Het geloof schrikt niet terug voor wat men de „doode massa” heeft genoemd, wijl het arbeidt in afhankelijkheid van en vertrouwt op de almogende kracht van Gods Geest en Woord. Daarom heeft het werk der Christelijke liefde altijd een toekomst.

< >