Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Staatspensloneering

betekenis & definitie

Het stelsel van ouderdomsverzorging, waarbij van staatswege aan ouden van dagen, bij het bereiken van een bepaalden gevorderden leeftijd een pensioen wordt uitgekeerd, indien zij niet in staat zijn uit eigen inkomsten in hun levensonderhoud te voorzien. Dit pensioen, waarvan de voorwaarden en het bedrag bij de wet geregeld moeten zijn, is premievrij, m. a. w. de belanghebbenden zijn niet verplicht om door geregelde bijdragen zich een recht op deze uitkeering te verwerven, zooals bij de verzekering.

Verschillende rechtsgronden werden geconstrueerd om het staatspensioen te verdedigen. Het hoofddoel is om aan den mindergegoeden oude van dagen een recht te geven op uitkeering en hem daardoor te behoeden voor het vernederende, dat er in alle andere sociale hulp gelegen zou zijn.

Deze redeneering ontneemt aan het staatspensioen echter niet het wezenlijk karakter van een wettelijk geregelde aalmoes. Het is staatsarmenzorg onder een anderen naam.

Het stelsel berust op staatssocialistisch beginsel, dat van den staat alles verwacht, de in het maatschappelijk leven schuilende krachten verwaarloost, de sociale zelfwerkzaamheid doodt en daarmee de zedelijke volkskracht ondermijnt. Principieel is het verwerpelijk, omdat het de grenzen, die naar Christelijk beginsel tusschen overheid en maatschappij bestaan, uitwischt en door de overheid laat verrichten, wat de sociale krachten zelf behooren te doen.

Practisch is de toepassing van het staatspensioen — afgedacht van talrijke andere bezwaren — uiterst onrechtvaardig, omdat het aan hem, die door arbeid en spaarzaamheid, op lateren leeftijd in eigen onderhoud kan voorzien, niets geeft en den zorgelooze een onverdiend inkomen verzekert. Het is een straf op het sparen en bevordert de zorgeloosheid.

Naar Christelijk-sociaal beginsel behoort in den nood van den ouden dag op andere, doelmatiger wijze te worden voorzien.

< >