Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Splijtzwam

betekenis & definitie

De splijtzwammen (schizomycetes) vormen een onderklasse van de zwammen (fungi) en behooren dus tot de hoofdgroep der sporeplanten of bloemlooze planten (cryptogamae). Ze zijn beter bekend onder den naam van bacteriën, bezitten geen bladgroen, bestaan slechts uit een enkele cel en dragen den naam van splijtzwammen, niet omdat ze andere levende wezens zouden doen splijten, maar wijl ze zich zelf vermenigvuldigen door deeling of splijting.

Wanneer dus het woord splijtzwam in figuurlijken zin gebruikt wordt als oorzaak van verdeeldheid, dan is dat geheel onjuist. In sommige cellen worden ook sporen gevormd, die dikwijls jarenlang in leven blijven en eindelijk nieuwe cellen voortbrengen.

Splijtzwammen van ronden vorm noemt men kokken; hebben ze de gedaante van een kort staafje, dan heeten ze meer in ’t bizonder bacteriën; zien ze er uit als lange (rechte, kromme, spiraalvormige) staafjes, dan dragen ze den naam van bacillen. We zullen ze alle saamvatten onder den naam van bacteriën.

Ze kunnen alleen met behulp van een microscoop worden waargenomen, want hun lengte bedraagt op zijn hoogst '/soo en dikwijls zelfs maar V2000 millimeter. Groei en vermenigvuldiging gaan ontzaglijk snel: na 20 minuten kan een cel zich reeds verdeelen en in den tijd van 8 uren kunnen er zoo 16 millioen bacteriën ontstaan.

Sommige splijtzwammen, met name die, welke van trilharen voorzien zijn, vertoonen trillende, draaiende en voor- en achteruitgaande bewegingen; andere schijnen in volkomen rust. Overal zijn bacteriën: in ons lichaam, in onze woningen, in de buitenlucht.

Het minst talrijk zijn ze in de Poolstreken en op hooge bergen. Door zeer hooge temperaturen worden ze gedood, vele reeds bij een warmtegraad van 100° C.

Bij lage temperaturen staken ze wel hun werkzaamheid, maar sterven niet.

Tegen sublimaat HgCl2 zijn ze niet bestand.

Ook karbolzuur C6H5OH en veel keukenzout Na Cl zijn voor vele splijtzwammen doodelijk. Zeer merkwaardig is het, dat ze aan het voedingsvocht, waarin ze leven, niet slechts zooveel onttrekken, als ze voor hun opbouw noodig hebben, maar ook een groot gedeelte in andere verbindingen doen overgaan, die ze in ’t geheel niet gebruiken kunnen.

Zoo verandert de azijnbacterie (bacterium aceti) aethyl-alcohol C2 H6 O in azijnzuur C2H402. Melkzuurbacteriën leven in melk en zetten de daarin aanwezige melksuiker CI2H22OU om in melkzuur C3H603; ook vele andere spijzen en dranken bederven ze.

De zeer nuttige stikstofbacteriën (bacterium radicicola) veroorzaken aan de wortels der vlinderbloemigen verdikkingen, waarbinnen ze leven en zich voeden met door de wortelcellen uitgescheiden sappen, en omgekeerd bereiden deze bacteriën uit de lucht stikstofverbindingen, die door de plant worden opgenomen: een merkwaardig voorbeeld van symbiose. Zonder bacteriën in den bodem gedijt geen plant en zelfs voor het leven van gewervelde dieren is de medewerking van bacteriën onontbeerlijk.

In ons darmkanaal is de van 0.001 tot 0.005 millimeter lange en 0.0004 millimeter breede bacterium coli een ontleder van eiwit. Splijtzwammen, zooals bacillus lucifer en bacterium phosphoreum veroorzaken het lichten van doode visschen en van vleesch.

Op brood en aardappels vindt men soms de bloedroode bacillus prodigiosus. De meeste splijtzwammen zijn afvalplanten of saprophyten en leven van allerlei rottende stoffen.

Daardoor houden ze de aarde bewoonbaar en zijn dus van onberekenbaar nut.

Andere bacteriën zijn echte woekerplanten of parasieten en voeden zich met stoffen van levende wezens (planten, dieren, menschen).

Ze dragen den naam van pathogene of ziekteveroorzakende bacteriën en zijn vooral daarom zoo gevaarlijk, omdat ze tevens giftige stoffen afscheiden. Het bloed van den mensch en van vele dieren (zoogdieren, vogels) is wegens zijn samenstelling en zijn temperatuur een zeer geschikte voedingsvloeistof voor tal van pathogene bacteriën, die, wanneer zij het lichaam binnendringen, gevaarlijke ziekten kunnen doen ontstaan.

Bij dieren zijn ze oorzaak van kippencholera, miltvuur, mond- en klauwzeer, kwade droes; bij den mensch veroorzaken ze diphtheritis, tetanus, lepra, pest, tuberculose, griep, typhus, cholera. De laatste wordt veroorzaakt door de veel besproken kommabacil (spirillum cholerae asiaticae).

Nu hebben we gelukkig in ons bloed cellen, die de bacteriën vernietigen, of, door tegengiften te bereiden, onschadelijk maken. De goedkoopste middelen tegen pathogene bacteriën zijn zonnelicht en zindelijkheid.

De eerste, die bacteriën gezien en afgebeeld heeft, was de Nederlander Antoni van Leeuwenhoek (1632—1723).

< >