Is het gedeelte van Afrika, dat ligt ten Zuiden van de Sahara, en zich uitstrekt van de Atlantische kust tot over den Witten Nijl. De naam is afkomstig van de uit Noord-Afrika door de woestijn getrokken lieden, die er menschen van donkerder huidskleur aantroffen en daarom spraken van Bilad-es-Soedan, d. i. het land der zwarten.
Verdeeld wordt dit uitgestrekte gebied in drieën:a. West-Soedan, vanaf de Atlantische kust, omvattende de landstreken van den Niger met den Binoewe;
b. Midden-Soedan, rond het Tsaad-meer, waarin de Sjari uitstroomt;
c. Oost-Soedan, door het steppen- en woestijnland Nubië van Egypte gescheiden, met den Witten Nijl als hoofdrivier.
Zuidelijk wordt het begrensd door: Liberië, de Goud-kust, de Ivoorkust, Dahomé, Nigerië, Zuid-Kameroen, de Kongo en Oeganda. De vele snel opkomende en weer vervallende Negerstaten van den Soedan zijn thans alle in meerdere of mindere mate onder het gezag van Frankrijk en Engeland: de groote West-helft behoort aan Frankrijk, het overige aan Engeland, dat, na de vernietiging van het rijk van den „Mahdi” door Lord Kitchener (1899), den Oost-Soedan den naam gaf van: AngloEgyptische Soedan (hocfdstad: Kartoem). De bodem mag vruchtbaar heeten: heuvelachtige of flauw-golvende hooglanden, die over het algemeen een weinig hooger zijn dan de Sahara, grassteppen en uitgestrekte savannen, in vele deelen zelfs „löss”. De bevolking bestaat uit Soedan-Negers, de meerderen van de BantoeNegers; in het binnenland, tusschen het Tsaadmeer en den Boven-Niger, wonen te midden van de donkere, wolharige Negers de lichter-gekleurde en golvend-harige Foelbe’s of Fellata’s, grootendeels nomaden, die in vele deelen van dit gebied de Negers nog altijd overheerschen; de stammen in den Oost-Soedan staan op veel lager trap, niet alleen de Negers, doch nog meer de Niam-Niams, tot voor kort nog kannibalen. Vooral in het Westen en Midden is er reeds tamelijk hoogstaande landbouw, veeteelt, handel en allerlei handwerknijverheid. De Soedan is thans reeds een der beste deelen van Afrika, en zal dat, al meer in het wereldverkeer, óók door spoorlijnen, betrokken, zeker in de toekomst nog meer worden.
De godsdienst der Soedan-Negers was oorspronkelijk het animisme in primitieven vorm; doch de Islam, die in de eerste periode (632—800) óók Noord-Afrika veroverde, is, na de Sahara overmeesterd te hebben, ook in den Soedan binnengedrongen, naar den Niger en in WestSoedan (elfde en twaalfde eeuw). Van het Westen ging de Islam Oostwaarts en ontmoette daar een andere strooming van Mohammedaansche propaganda, die uit Arabië en Egypte kwam; zóó geraakte heel de Soedan onder Mohammedaanschen invloed; naar het schijnt heeft in die periode ook het belangrijke Hausa-volk den Islam aangenomen. Schrikkelijk veel heeft de Soedan geleden door den slavenhandel. Sinds de van het einde der 18e eeuw dagteekenende periode heeft zich de Islam met groote snelheid in den Soedan verbreid, met geweld, doch ook met vreedzame middelen. „In West-Soedan en Nigerie, waar geheele districten tot den Islam overgingen, is het werk verricht door kooplieden, reizigers en werklieden. In Soedan nemen de kooplieden uit Hausa-land overal, waar zij heengaan, hun Koran en hun catechismus mede; zoodra zij een winkeltje aan den weg oprichten in een heidensch district, wordt er aan den kant van den weg een moskee naast gezet.” In het algemeen genomen kan men zeggen, dat het Noordelijk gedeelte van den Soedan Mohammedaansch en het Zuidelijk nog heidensch is; doch evengoed als Mohammedaansche steden en kolonies onder heidensche stammen, zijn er ook heidensche stammen in Mohammedaansche streken; het Zuiden van den Anglo-Egyptischen Soedan is overwegend heidensch gebleven. Maar de Mohammedaansche propagandisten werken ijverig voort; de handelaars worden gevolgd door de onderwijzers, die overal een schooltje openen en de jeugd winnen voor den Islam.
Zaak is het, dat de Zending bij de nog vele heidensche stammen van den Soedan den Islam vóór zij, opdat óók die niet nog den Islam toevallen.
Zending ’t Schijnt, dat in den vóór-Mohammedaanschen tijd, via de karavaanwegen van de Sahara, reeds op een enkele plaats in den Soedan het Evangelie binnengekomen is; men meent althans in het gebied van den Midden-Niger enkele kerkruïnes gevonden te hebben. Overigens dateert de Zending in den Soedan van het laatst der vorige en het begin dezer eeuw; behalve op enkele plaatsen is de Zendingsactie er niet veel meer dan een tiental jaren oud; de Zending in Nigerië en Kameroen, in zooverre die tot den Soedan zijn te rekenen, blijft hier buiten beschouwing; men zie daarvoor de artikelen.
In den Franschen Soedan is door een paar Amerikaansche Zendinggenootschappen eigenlijk eerst goed met de Zendingsactie begonnen. De Vereenigde-Soedan-Zending, in 1904 georganiseerd, arbeidt onder ongeveer dertig stammen van Nigerië, West-Soedan, Fransch Centraal Soedan en Anglo-Egyptisch Soedan. Toch kan men 1500 mijl door Centraal Soedan reizen, en slechts hier en daar een Zendeling ontmoeten, en eveneens in West-Soedan 1000 mijl gaan, en slechts enkele getuigen van Christus aantreffen. In het Zuiden van den Anglo-Egyptischen Soedan, werken, behalve dan de Vereenigde-Soedan-Zending, nog enkele Britsche en Amerikaansche corporaties, vooral door den schooldienst en den medischen dienst; zij kregen een aantal posten, doch het getal gewonnenen is nog maar klein. De Soedan roept om Zendingskrachten.
Hoewel rakende het Zendingswerk in Nigerië, mag hier toch nog afzonderlijk vermeld worden het boek van Mej. Johanna Veenstra: Een blanke vrouw onder de Kannibalen, Christus-prediking in den Soedan.” (Uitgave J. H. Kok, Kampen 1928.)