De Japansche volksgodsdienst wordt met dit woord aangeduid. Shinto is de uitdrukking voor „weg der geesten” of „weg der góden” en is eigenlijk Chineesch van oorsprong.
Men duidt er door aan de vereering der geesten, die zich de eeuwen door heeft gehandhaafd onder alle wisselingen, die de cultuur en dus ook de religie heeft doorloopen. Deze geesten zijn van verschillenden aard.
De „kami”, dit is de Japansche naam voor de geesten, zijn óf natuurgoden, die tot geesten werden, óf geesten der voorvaderen. De vereering der voorvaderen heeft hier, zooals ook elders wel geschied is, de natuur-vereering overvleugeld.
Bij dezen oorspronkelijken godsdienst kwam sinds pl.m. 600 na Christus het uit China over Korea binnengedrongen Buddhisme, dat sinds met het Shintoïsme de heerschappij over het Japansche volk deelde. Ook drong de leer van Kongtse Japan binnen, die vooral door de ontwikkelden werd aangenomen.
Volgens de oude bronnen der geschiedenis, de Kojiki en de Nihongi regeerden in den beginne Kami, die hemel en aarde en al wat daarin is hebben voortgebracht. Twee dezer góden Isanagi-no-kami de manlijke, en Isanami-no-kami de vrouwlijke, daalden van den hemel af en maakten het Japansche land en stelden het vast.
Zij brachten talrijke góden voort, ook de godin der zon Amaterasu-ohomikami, de groote heilige, die aan den hemel verschijnt en het al regeert. Deze koningin des hemels zond Ninigi-no-mikoto naar de aarde, wiens kleinzoon Jimmu Tenno de eerste Mikado, de heerscher of keizer van Japan werd, wiens officieele naam is Tenno, d.i. hemelsche koning of Tenschi, zoon des hemels.
Van dezen eerste stammen alle volgende keizers af, want de erfopvolging wordt niet onderbroken.
Jimmu Tenno, die de dynastie grondvestte, besteeg in 660 vóór Christus den troon.
Deze kleinzoon der zonnegodheid kwam op aarde met de zegenspreuk: „Het eeuwig vruchtbare land met zijn welige rijstvelden is het land der heerschappij onzer nakomelingen. Ons heerschersgeslacht zal bloeien eeuwig met hemel en aarde.” Ook ontving hij drie kostbaarheden: een goddelijken spiegel, die in den grootsten tempel des lands, den tempel van Ise bewaard wordt; een goddelijk zwaard, dat in den tempel van Atsuta bewaard wordt en een edelsteen, die in het keizerlijk paleis zorgvuldig opgeborgen is.
Op deze hemelsche zending berust de eenheid van volk en dynastie en land. Deze keizers bleven dan ook trouwe aanhangers van den dienst der Kami, dus van góden, menschengeesten, die vergoddelijkt werden gedacht.
Wie zich in zijn leven door deugd goedheid, wijsheid onderscheidde, wordt na zijn dood in overeenstemming met het oordeel van den Mikado op een rang der geesten geplaatst. Deze geesten worden op feestdagen met spijs en drank geëerd en met schouwspelen.
In zeer oude tijden kende men in Japan ook het menschenoffer. Ook gaf men als bij de oude Germanen aan de gestorven heeren, hunne dienaren mede in het graf of lieten zich deze vrijwillig dooden.
In later tijd werden deze vervangen door poppen van klei of hout. Het Shintoïsme had bij een schamel uitgewerkte leer een uitgebreid ritueel.
Bedevaarten naar de nationale heiligdommen, naar de tempels, waaruit de uit den hemel afgedaalde keizerlijke schatten bewaard werden, hebben een groote plaats verkregen.
Invloed van het Buddhisme is daarbij op te merken.
Het reinheids-element heeft in deze religie eene belangrijke functie. Voordat de aanbidder de heilige plaats betreedt, wascht hij zich in een daarvoor aangewezen watervat, luidt de klok en klapt driemalen in de handen om de opmerkzaamheid der geesten te trekken.
In den ingang der kapel blijft hij met gebogen hoofd en met saamgevouwen handen staan, buigt zich ter aarde tot een stil gebed. Evenals bij tal van andere volken maakt ook in het Shintoïsme aanraking van een lijk onrein; bloed en vleesch van huisdieren maken onrein.
Om zich te reinigen is noodig zich terug te trekken in een eenzame plaats gehuld in rouwgewaad. Baard en haren moeten gewasschen worden, vleesch mag niet gegeten worden.
Deze heilige plaatsen zijn meestal gelegen tusschen groen geboomte op heuvelen. Zij bestaan uit met muren omheinde hoven, waarin hallen voor de opname van pelgrims en woningen voor de priesters.
De eigenlijke tempels Mija geheeten, zijn klein en eenvoudig, van hout gemaakt. Binnen in deze bevindt zich een tafel met een metalen spiegel, symbool van het zonlicht; dan een bos papier-strooken, die den naam Gohei draagt en een edelsteen of een stuk bergkristal, die de reinheid en macht der geesten voorstellen.
Voor den tempel staat de Torii, een soort poort bestaande uit twee posten met daarovergelegde dwarsbalken.
De priesters dragen een bijzondere kleeding bij de uitoefening van den dienst.
Zij zijn niet aan een coelibaat onderworpen en er zijn voor hen geen kloosters, doch zij vormen een erfelijke kaste. Ook dit Shintoïsme is geen eenheid, want er zijn een groot aantal secten in te onderscheiden.
Dat het allerlei invloeden van buiten heeft ondergaan, vooral van de leer van Confucius en die van Buddha, is apriori te verwachten.Het Shintoïsme is naar oorsprong en wezen een natuurgodsdienst, die de zedeleer van andere godsdiensten in zich heeft opgenomen. Een groot deel van het Japansche volk is aan dezen godsdienst gehecht. In Japan zijn er pl.m. 200.000 Shintoïstische tempels. De grootste dezer tempels worden door de overheid onderhouden, hoewel het geen staatsgodsdienst is in strikten zin. De prediking van het Evangelie is in Japan niet verboden. In de 17e eeuw werd het Christendom echter bloedig onderdrukt.
Sinds echter in 1854, vooral onder Amerikaanschen invloed, Japan geopend werd, kwamen er ook voor het Christendom nieuwe mogelijkheden. Ook in Japan heerscht thans vrijheid van godsdienst, ook al ligt het voor de hand, dat het Shintoïsme onder de volksmassa den grootsten aanhang heeft.