Naar den hoofdman Seldjoek werd eerst zijn geslacht en later de geheele Turksche stam Seldjoeken genoemd, die van de 11e tot de 14e eeuw in Voor-Azië van zich spreken deed. Het kleine, maar aaneengesloten leger, nog heidensch, viel in de landen van den Khalief van Bagdad, versloeg onder Alp Arsldn (d.i. groote leeuw) in 1071 het Grieksche leger en ging ongeveer in dien tijd tot den Islam over.
Als nieuwbekeerden zeer fanatiek bemoeilijkten zij de pelgrimstochten der Westersche Christenen naar de heilige plaatsen, (een zoon van Alp Arslcln had een rijk gesticht te Aleppo en Damaskus) en veroorzaakten zij den eersten kruistocht (1096—1099). De Seldjoeken trachtten het verlorene te herwinnen, een tweede kruistocht had plaats, die mislukte (1147—1149).
Bij Dorylaeum (Klein-Azië) werd keizer Koenraad door de Seldjoeken verslagen. Hun macht handhaafde zich in Klein-Azië, hoewel zij toelaten moesten, dat keizer Frederik Barbarossa door hun land met het kruisleger (3e kruistocht 1189) tegen Saladin optrok, en Konia, hun hoofdstad bezette.
Ook deze kruistocht liep op niets uit. Het rijk der Seldjoeken herstelde zich, dreef een steeds levendiger handel met Genua en Venetië, veroverde de zeehavens van Klein-Azië en gold voor een der rijkste staten.
Dit wekte de begeerte der Mongolen op, die na herhaalde aanvallen den sultan tot een schandelijken vrede dwongen (1243). Dit was het begin van het einde, dat door de voortdurende oorlogen tegen de Mongolen omstreeks 1300 tenslotte kwam.