Dit woord komt in den Hebreeuwschen Bijbel 74 maal voor, te weten in 39 psalmen samen 71 maal en in het laatste hoofdstuk van Habakuk 3 maal. Omtrent de beteekenis bestaat tweeërlei traditie, eene Alexandrijnsche en eene Palestijnsche.
De Alexandrijnsche komt in de Septuaginta tot uitdrukking, in de weergave van séla door diapsalma. En wat de Palestijnsche traditie betreft, Franz Delitzsch (Die Psalmen, fünfte Auflage, pag. 78) deelt mede, dat de Mischna-overlevering (zie art.
Mischna) séla voor een synoniem van nésach verklaart. Het komt er nu maar op aan, wat hier met nésach wordt bedoeld.
Dit Hebreeuwsche woord komt eenerzijds voor in den zin van „eeuwigheid”, anderzijds in de beteekenis van „glans, roem”. Verschillende oude vertalingen vatten nu séla op in den zin van „eeuwigheid”.
Maar op een aantal plaatsen, waar séla voorkomt, is de gedachte aan eeuwigheid ongerijmd, gelijk b.v. Luther aantoont in zijn verklaring van Psalm 83.
Bovendien, — wanneer men het nésach der Palestijnsche traditie opvat als „eeuwigheid”, dan is deze overlevering onmogelijk te vereenigen met de Alexandrijnsche. Want diapsalma is ongetwijfeld een muziekterm, en moet de beteekenis hebben van „tusschenspel” of iets dergelijks.Kunnen we nu nésach ook niet opvatten als muziekterm ? Het is op verschillende manieren geprobeerd. Men kan vragen of de mischnaoverlevering met hare verklaring „séla is nésach” niet heeft bedoeld: séla beteekent roem, lof, lofverheffing, in dezen zin, dat waar séla staat de muziek zich moet verheffen tot lof van Hem, wien de psalm geldt. Het woord séla wordt dan beschouwd als een gevarieerde uitspraak van een vrouwelijk substantief salld met de beteekenis lof, spel, tusschenspel, invallen der muziek, wat heel goed harmonieert met het diapsalma der Septuaginta.
Een andere mogelijkheid, die practisch vrijwel op hetzelfde neerkomt, is deze. Men kan nésach beschouwen als het werk van den menasséach (deelwoord van nasséach), d. i. naar mijne meening de muziekdirigent (Staten-Vertaling opperzangmester). Aldus verstaan, wil de mischna-traditie zeggen, dat séla zooveel beteekent als: „Dirigeeren 1” Of breeder weergegeven : „Dirigent, laat hier uw gezag gelden 1” Vermoedelijk is séla dan zooveel als sdlla (let op den klemtoon), een richtings-accusatief in de beteekenis: „Naar boven!” Anders uitgedrukt: „Muziek, verheft u!” Wanneer de mischnaoverlevering verklaart: Séla beteekent „Dirigeeren!” — dan is dit aldus te verstaan : „Waar séla staat, daar moet de dirigent het sein geven, dat de muziek zich met kracht verheffe”. Ook dit harmonieert heel goed met het diapsalma der Septuaginta.
Maar hoe men ook over de détails van beide verklaringspogingen mag oordeelen, — zooveel schijnt mij wel zeker, dat séla in elk geval een muziekterm is.