Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Schultens

betekenis & definitie

I. Albert Schultens, beroemd kenner van de Oostersche talen, geboren te Groningen 1686, studeerde te Groningen, Leiden en Utrecht in de godgeleerdheid en de Oostersche talen, was eerst predikant te Wassenaar, daarna te Franeker (1713), waar hij in 1717 universiteitprediker werd.

In 1729 werd hij belast met de administratie van de Oostersche handschriften te Leiden en in 1732 werd hij hoogleeraar in het Arabisch aan de universiteit aldaar. Hij overleed 1750.

Hij liet o.a. na Institutiones ad fundamenta linguae Hebraïcae (1737). Grammatica Arabica (1748).

Proverbia Salomonis (1748) en Origines Hebraeae (1724—1738).II. Johannes Jacobus Schultens, zoon van den voorgaande, geboren te Franeker (1716) werd al op jeugdigen leeftijd hoogleeraar te Herborn. In 1749 werd hij benoemd tot hoogleeraar te Leiden, waar hij 1778 overleed. Hij was een man van veelzijdige kennis, die menigmaal gewikkeld was in de theologische geschillen zijner dagen. Hij schreef een: Waarschuwing op den Catechismus van Comrie, en Omstandige brief aan N. Holtius over de onschuld van A. v. d. Os.

III. Hendrik Albert Schultens, zoon van den voorgaande, geboren te Herborn 1749, studeerde te Leiden Arabisch en Hebreeuwsch. Hij vertrok later naar Oxford en Cambridge om de studie in de Oostersche talen voort te zetten. Na zijn terugkeer werd hij benoemd tot hoogleeraar te Amsterdam (1773) en zes jaar later te Leiden. Daar hield hij bij het neerleggen van het rectoraat (1788) de bekende rede: de ingenio arabum.

< >