Ds Wilhelmus Schortinghuis, 23 Februari 1700 te Winschoten geboren, in 1723 predikant te Weener in Oost-Friesland, waar hij door middel van zijn ambtgenoot H. Klugkist bekeerd werd, vervolgens predikant te Midwolda (1734—1750), schreef in 1740 een boek, getiteld : Het innige Christendom, enz.
Dit werk, bestaande in 25 dialogen, legt getuigenis af van de oprechte godsvrucht van den auteur, maar wekte allerlei tegenspraak. In zijn Het innige Christendom schreef Schortinghuis: „Nu leerde ik die dierbare vijf Nieten bij eygene bevindinge eenigsinds kennen en practiseeren : ik wil niet, ik kan niet, ik weet niet, ik heb niet, ik deuge niet” (bl. 349).
Vooral op de uitdrukking „dierbare” Nieten kwam critiek; men kan deze vijf Nieten toch niet dierbaar heeten. Schortinghuis verklaarde zijn woorden later aldus: „Dit versta ik niet alsof een gelovige syn zelfstandigheid en bestaan konde quyt worden en in dien zin volstrekt niet syn, maar als een gelovige in ootmoet voor dien Hogen Qodt sig erkent en bevind, dat dan de gedagte van iets groots te syn of in sigselven wat groots te syn of te besitten, so wegvalt dat hy nederig betuigt: Ik weet niet als ik niet geleert worde, ik wil niet na den vleesche, ik kan niet uit myzelfs, so verre ik vleeselik ben”.
Professor Gerdes noemde dit echter een oppervlakkige verklaring. Schortinghuis stelde hiertegenover een reeks teksten ter bevestiging van elk der vijf nieten afzonderlijk.
De beschuldiging, dat hij ze aan een of ander mystiek boekje zou ontleend hebben (ook bij J. Tauler komt de uitdrukking voor) wierp Schortinghuis ver van zich.
Hij achtte „sulke onreyne geschriften voor syn bibliotheek te onwaardig”. Voor het eerst had hij ze gehoord van „een seer Eerwaardig, seer geleerd en Godsalig gereformeert Predikant, een vader in Christus, die mede met smerte de afkeuringe van deselve hadde gemerkt”.
En ten slotte zegt Schortinghuis: „Ik begrijp met de oude Basilius, dat de ootmoet de mate van anwas in de genade is, om nadrukkelijk te ondervinden: Hij moet wassen en ik moet minder worden.
En in sulk een sin noem ik niet die vijf nieten op sig selfs dierbaar: maar de ontdekkinge daarvan an mijne siele”. (J.
C. Kromsigt, Wilhelmus Schortinghuis, Groningen, 1904, bl. 206, 291, v.v.).Dat de uitdrukking: de vijf dierbare Nieten zooveel exegese noodig heeft, pleit niet voor haar. Als Christus in de Heilige Schrift dierbaar heet, is dit niet, omdat slechts de ontdekking van Christus aan de ziel dierbaar is, maar omdat Hij dierbaar is an und für sich. Al bedoelt Schortinghuis het niet kwaad, de hier door hem gebezigde woorden zijn op zijn minst aanvechtbaar.