Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Schisma

betekenis & definitie

Dit is een Grieksch woord, hetwelk scheuring beteekent en in verband staat met de kerk. Door een schisma wordt de eenheid der kerk verbroken.

In het Nieuwe Testament wordt ’t woord gebruikt in 1 Cor. 1 : 10 (en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in eenzelfden zin en in eenzelfde gevoelen), 1 Cor. 11:18, 19 (hier is naast scheuringen ook van haeresiën, ketterijen sprake) en 1 Cor. 12 : 25 (de Statenvertaling heeft tweedracht maar in het Grieksch wordt het woord scheuring gebruikt). De Roomsche kerk heeft zoolang mogelijk aan de eenheid der kerk vastgehouden en nog steeds belijdt ze, dat er maar één zichtbare kerk is.

Wel kunnen volgens theologen van den jongsten tijd ook Protestanten zalig worden, hoewel er volgens de Roomsche kerk buiten de ééne zichtbare kerk geen zaligheid is, maar zulke Protestanten zijn dan in hun hart feitelijk Roomsch, al doorzien ze zelven dat niet en al weigeren ze dientengevolge tot de Roomsche kerk over te gaan. Volgens Rome gaat dus het schisma in tegen de eenheid der kerk, in dien zin, dat aan den paus wordt ontzegd het primaat d. w. z. het recht om als het zichtbare hoofd de kerk te regeeren.

Komt hierbij nu ook nog ketterij, dan wordt de eenheid der kerk aangevochten in dien zin, dat de eenheid des geloofs en der sacramenten opgeheven wordt. Als schisma beschouwt Rome dus wat de Oostersche kerk in 1054 bestond, toen zij zich aan het gezag van den paus onttrok en tevens de dwaling vasthield, dat de Heilige Geest alleen uitgaat van den Vader en dus niet van den Zoon; ook het gebeurde tijdens de babylonische ballingschap van het pausdom (1378—1415) en de Reformatie van de 17e eeuw.

Zulk een scheuring is een groote zonde en ze wordt nog grooter als ze opzettelijk geschiedt en met ketterij gepaard gaat.Allengs is het Protestantisme tot het inzicht gekomen, dat naast de onderscheiding tusschen ware en valsche kerk ook recht heeft de onderscheiding tusschen meer of minder zuivere ware kerken. De Luthersche kerk is in het oog van den Calvinist geen valsche maar een minder zuivere kerk dan de Gereformeerde. Dit kweekt geen onverschilligheid op kerkelijk gebied. Integendeel; wij zijn gehouden, ons bij die kerkengroep te voegen, wier belijdenis en kerkregeering ’t meest overeenkomstig Gods Woord zijn. Dan al aanvaardt men dit standpunt, dan kan er toch wel van schisma sprake zijn. Aan de groote zonde van scheuring maken zij zich schuldig, die, ofschoon het fundament der leer ongeschonden latende, toch om ondergeschikte punten van eeredienst of kerkregeering zich van de kerk afscheiden.

Onbewust bedrijven ook zij deze zonde, die met de kerkengroep, waartoe zij tot dusver behoorden, braken met de beschuldiging, dat zij van hare Confessie afgeweken is, terwijl dit niet het geval is. De nieuw geïnstitueerde kerk kan dan alleen haar recht van bestaan handhaven door gedurig weer deze uit onkunde of misverstand voortspruitende beschuldiging te herhalen en alzoo — zij ’t dan onbewust en onbedoeld — het negende gebod te overtreden.

< >