Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Sanskriet

betekenis & definitie

De taal der oude Hindoes, die eenmaal gesproken werd in de landen ten Zuiden van de Himalaya tusschen Indus en Brahmaputra, nog langen tijd als literatuurtaal heeft voortgeleefd en eigenlijk nog niet als doode taal met Latijn of Grieksch mag worden vergeleken. Het vormt met het Perzisch en andere talen den Oostelijken tak der Indo-Germaansche taalfamilie.

In de ontwikkelingsgeschiedenis onderscheidt men twee perioden. De eerste is de Vedische, die begint omstreeks 1500 v.

Chr. en voortduurt tot ongeveer 200 v. Chr.

In dit tijdperk ontstaan de liederenverzamelingen, bekend onder den naam van de Veda’s, en theologische proza-geschriften. De tweede periode, wier eerste tientallen jaren evenwijdig loopen met de laatste van het Vedische tijdperk, duurde tot ongeveer 1000 na Chr. en is de tijd, waarin de Brahmaansche cultuur zijn invloed uitbreidde over geheel VoorIndië.

De Sanskriet-literatuur is ongemeen rijk en in verband daarmee heeft zich de taal zelf tot een grooten rijkdom ontwikkeld. Het uitvoerigste heldendicht, de Mahdbhdrata, bevat een epische kern, begunstigt den dienst van Vishnu, maar is in den langen tijd der ontwikkeling (500 v.

Chr.—300 na Chr.) geworden een didaktisch werk. Even oud is de oorsprong van het tweede, de Ramayana, kleiner van omvang, meer een eenheid.

De beroemdste dramadichter was Kalidasa, wiens Sakuntala in vele beschaafde talen is overgezet. Voorts heeft men in ’t Sanskriet de bekende sprookjesverzamelingen: de Hitopadesa en de Panchatantra.

Alleen historische literatuur ontbreekt.

< >