I. Francesco Sanctius genoemd, een Spanjaard, geboren 1523 te Las Brozas, gestorven in 1601 te Salamanca.
Hij was een letterkundige. Van 1554 af gaf hij aan de hoogeschool aldaar onderwijs in de Grieksche taal en sinds 1593 ook in de Rhetorica.
Hij werd de „vorst der grammatici” genoemd en door zijn uitgave van Minerva (1587 en later) heeft hij onschatbare diensten bewezen aan de beoefenaars der Latijnsche taal. Men noemt hem daarom de vader der Latijnsche taal.II. Thomas Sanchez, geboren te Cordova 1550, gestorven te Granada 1610. Sinds 1566 was hij Jezuïet. Met toestemming van den generaal der orde gaf hij in 1572 een beruchte Jezuïetische casuïstiek uit. In zijn boek de matrimonio 1607, drie deelen, behandelde hij de zonden tegen het 7e gebod. Hij deed dit met een voorbeeldeloos cynisme.
Toch zegt men, dat hij zelf zeer rein van zeden was. Hij moet zijn boek zelfs geschreven hebben aan den voet van een crusifix. Een poging van de indexcongregatie om een verbod uit te lokken tegen deze vieze casuïstiek mislukte. Hij schreef verder nog Opus morale, Antwerpen 1614.