Dit edelgesteente wordt genoemd in de vier teksten der Schrift waarin als het ware een beknopte catalogus wordt gegeven van de edelgesteenten die in Gods Woord worden genoemd (Ex. 28 : 18; 39 : 11 [de steenen van den borstlap]; Ez. 28 : 13 en Openb. 21 : 19). De saffier is een hemelsblauw gesteente.
Uit Job 28 : 6 is afgeleid dat de saffier gelijk zou zijn aan de lazuursteen. De vertaling: hare steenen zijn de plaats van den saffier, en zij heeft stofjes van goud, moet zijn: en haar (nl. de aarde) stof bevat goud.
In vers 16 wordt met den Schoham, de onyx bedoeld, zoodat wij daar moeten lezen: tegen den kostbaren onyx en den saffier. De saffier was een heldere klare steen; die der Schrift was althans hemelsblauw van kleur, helder en glanzend (Ex. 24 : 10; Klaagl. 4:7; Hoogl. 5:14); daarom paste hij even zoo goed voor Gods voetbank, troon, als voor den fondamentsteen van de verheerlijkte stad Gods (Openb. 21 :19; Ez. 1 : 26; 10 : 1 en Jes. 54 : 11). (Zie artikel Edelgesteente.)