Zoon van den begaafden Devendranath Tagore, geboren 1861 te Calcutta in Engelsch-Indië. Kwam jong naar Engeland om in de rechten te studeeren maar deze studie trok hem niet aan.
Jong verliest hij zijn moeder en op den drempel van zijn veertigste jaar evenzeer zijn vrouw, dochter en jongsten zoon. Op een eenzame jeugd volgde een eenzame ouderdom.
Maar hij poogde de smart te overwinnen, door zijn levensbeschouwing en arbeid zich aan zijn smart ontworstelend. Zijn humanitair levensdoel werd: een wedergeboorte der wereld, zuiverder menschelijkheid, fijner levenskunst.
Hij gelooft in een gemeenschap van vereenigde staten der wereld, eenheid der natiën, vernietiging der kasten, verdwijnen van geloofshaat en rassenvooroordeel.Tagore had van zijn jeugd aan groote liefde voor de natuur die hem vol geheimenissen scheen. In het kind leefde reeds de dichter. Reeds op zijn veertiende jaar schreef hij gedichten. Zingen, uit de diepten der ziel, werd zijn zuiverste levensvreugd. Dikwijls richt hij zich tot zijn God. „Dronken van zanggeluk vergeet ik mijzelven en noem U Vriend, die toch mijn Heer zijt”. De muziek bekoort hem.
Ja, de melodie is voor hem hoofdzaak, het lied, de tekst bijzaak. Voor zijn eigen composities maakte hij liederen. Zijn lied vertolkt de vreugden der Godgewijde stilten, in aanbidding van het eeuwige, onveranderlijke Wezen dat het heelal schiep en onderhoudt. Vóór alles is Tagore de dichter der liefde. Liefde vloeit hem uit zijn hart gelijk een onafgebroken stroom. In zijn Stray Birds (1919), „Verdwaalde Vogels”, geeft hij aphorismen, als bijv. deze: „de visch in ’t water is stil — het dier op de aarde maakt rumoer — de vogel in de lucht zingt. Maar de mensch heeft in zich de stilte der zee, het rumoer van de aarde en den zang van de lucht”; „den grooten komen wij ’t naast als wij in nederigheid groot zijn” en dergelijke.
Ook blonk Tagore uit in vertellingen.
Mede in deze verheerlijkt hij schoonheid en liefde. In The renuciation laat hij zien hoe liefde de kastemuren omverwerpt. Hij is genoemd een toovenaar in zijn vertellingen.
Evenzeer schreef Tagore tooneelspelen (The Post Office, Chitra enz.). In Chitra geeft hij leven aan de gedachte dat het niet het vluchtige schoon der zinnen alleen is, wat vrouw aan man, man aan vrouw verbindt.
De vruchten van zijn uren van overpeinzing heeft hij aan het Westen geschonken door lezingen te houden, vereenigd in Sadhana, the realisation of life. Zij handelen over de verhouding van het individu tot het heelal; het bewustzijn der ziel; het probleem van het kwaad; het raadsel van het leed; het vraagstuk der persoonlijkheid; de liefde; de daad; de schoonheid; het oneindige.
In Engeland leerde Tagore kennen de Westersche opvoeding. Er kleefden gebreken aan, zoo goed als aan de Oostersche. Zijn eigen opvoeding trachtte hij te verwezenlijken te Shantiniketan („het huis van den vrede”), een buitengesticht, waar hij een school vestigde. Doel der opvoeding acht hij: aan den mensch te geven de eenheid van waarheid. De school wordt gehouden in de open lucht. Vereerd wordt de Eene Onzichtbare God. Tagore gelooft in een ideëel leven en zoekt de vrijheid van den geest.
Tagore — blijkens zijn studie Nationalism — is daarbij nationalist, maar in een patriotisme dat vereenigbaar is met universeele liefde.
Wat zijn religie aangaat — Tagore heeft gevoeld de behoefte aan aanbidding; de behoefte van het hart om zich te geven aan God. Daarbij zoekt hij niet een God boven de wolken maar een God in het leven, in de wereld, in alles en allen.
Hier blijkt zijn pantheïstische mystiek.
In zijn Wijzangen, in zijn Hovenier (the Gardener) schetst hij zijn Godsontmoetingen. Hij poogde te brengen de boodschap: in den Eéne is geen scheiding. Eén is in Hem elke tegenstelling. Eén is ook in Hem de menschheid, Oost en West. Muren moeten vallen en op de puinhoopen zal verrijzen de kathedraal der universeele religie.
In deze prediking meenen wij dat Tagore dwaalt.
Wij kunnen slechts waardeeren het letterkundig schoon en een rijkdom van treffende gedachten.
In 1913 verwierf hij een Nobelprijs voor literatuur.
Over hem zijn lezenswaard: A. Klaver, Rabindranath Tagore (1921), en Noto Soeroto, Rab. Tagore, een biografische schets (1916).
In ons land trad hij op in 1920.