Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Philippus Melanchton

betekenis & definitie

1. Jeugd en opleiding

Philippus Melanchton werd in 1497 te Bretten in den Palz geboren. Zijn vader Qeorg Schwarzerd was een beroemde wapensmid, zijn moeder was een dochter van den burgemeester Reuter, die gehuwd was met een zuster van Reuchlin. De veelbelovende knaap ontving huisonderricht van Johann Unger of Hungarus, dien Reuchlin aanbevolen had. Tot aan zijn dood sprak Melanchton met veel achting van dezen man. Hij schrijft: er war ein vortrefflicher Mann, er liebte mich wie einen Sohn, und ich ihn wie einen Vater. Na den vroegtijdigen dood zijns vaders nam zijn grootmoeder hem mede naar Pforzheim.

In deze stad bezocht hij van 1507— 1509 de uitstekende Latijnsche school en leerde onder Georg Simler, een vriend van Reuchlin, Grieksch. Hier leerde hij den beroemden Reuchlin kennen, die destijds in Stuttgart woonde, maar dikwijl in Pforzheim kwam. Bij zulk een bezoek zette hij den naam van Philipp Schwarzerd in het Grieksch om als Melanchton. Op 13-jarigen leeftijd kwam Melanchton op de universiteit te Heidelberg. Reeds op zijn 15de levensjaar werd hij baccalaureus der vrije kunsten. Toen hij in het volgende jaar examen wilde doen voor den magister-graad, werd hij tot het examen niet toegelaten, omdat hij nog zoo jong was.

Dat verdroot hem. Hij verliet Heidelberg en ging op advies van Reuchlin naar Tiibingen. in 1514 werd hij daar magister en hij begon zijn loopbaan als Konventor (repetitor). Hij studeerde ondertusschen ook theologie, maar aan een kerkelijke loopbaan dacht Melanchton niet. Hij sloot zich aan bij de Humanisten, Simler, Bebel e. a., en buiten Tübingen bij Erasmus, Pirkheimer e.a. Hij meende toen, dat de geest van de classieke oudheid niet bepaald in tegenspraak was met het Christendom, althans wat de zedelijke beginselen betrof. In 1518 had de keurvorst Friedrich de Wijze een leeraar in het Grieksch noodig voor zijn jonge universiteit te Wittenberg.

Reuchlin beval Melanchton aan. Deze had al naam verworven door de uitgave van een Grieksche grammatica. Reuchlin schreef: ich weisz unter den Deutschen Keinen, der über ihm ist, ausgenommen Erasmus von Rotterdam : das ist aber ein Hollander. Melanchton aanvaardde op 22-jarigen leeftijd het hoogleeraarsambt te Wittenberg. Bij zijn inaugureele oratie beval hij den studenten de studie van de Grieksche taal aan als onontbeerlijk voor de beoefening der theologie. Melanchton maakte grooten opgang.

Het aantal van zijn toehoorders steeg tot 2000. Niet ten onrechte noemde men hem den praeceptor Germaniae. Van groote beteekenis is, wat Melanchton ook op theologisch gebied gesproken en geschreven heeft, maar Melanchton is in de eerste plaats toch altoos filoloog geweest.

2. Reformatorische arbeid

Luther was, nadat Melanchton in Wittenbrg gekomen was, zeer spoedig met dezen bevriend. Melanchton nam dan ook al spoedig een werkzaam aandeel in de reformatorische beweging. Hij woonde het dispuut te Leipzig (1519) bij, maar nam geen deel aan het dispuut. Wel schreef hij er een brief over aan Oecolampadius. Deze kwam in handen van Eek en zoo werd Melanchton ook in den strijd gewikkeld. Eek viel Melanchton, „den jongen man, die den euvelen moed bezat, om over zijn arbeid een oordeel te vellen en de Heilige Schrift te verklaren” heftig aan, maar Melanchton beantwoordde hem op zoodanige wijze, dat men algemeen Eek voor overwonnen verklaarde.

Melanchton had in dit schrijven getoond nevens zijn filologische kennis ook veel theologische kennis te bezitten. Hij werd in de theologische faculteit opgenomen, hoewel hij slechts baccalaureus in de theologie was. Den doctorstitel heeft hij echter nooit begeerd, hoewel hij volgens Luther „doctor boven alle doctoren” was. In 1521 schreef hij onder den schuilnaam Didymus Faventtus aan de Duitsche vorsten met het doel om de beschuldigingen te ontzenuwen, welke een Italiaan Thomas Rhadinus tegen Luther ingebracht had. In het zelfde jaar schreef hij tegen de Sorbonne, die Luthers geschriften veroordeeld had. Reeds aanstonds bleek, dat er groot verschil was tusschen de manier, waarop Melanchton en Luther in het openbaar optraden.

Luther was een strijdbaar held, een geboren polemicus, heftig, soms stormachtig, maar Melanchton was een vredelievend man, een irenisch man, geen polemicus maar veel meer een apologeet. Hij vermeed den strijd niet, maar zocht hem ook niet onnoodig. Luther is de man, die, van alle halfheid wars, den knoop doorhakt, maar Melanchton peinst altoos, èf er nog niet een weg is, waarop de partijen elkander ontmoeten kunnen. Bij Luther stond altoos het juridisch element op den voorgrond, bij Melanchton het ethisch element. Luther zelf schreef in de voorrede van zijn Verklaring van den brief aan de Collossensen (1529): „ich bin geboren, dasz ich mit Rotten und Teufeln musz kriegen, darum meine Bücher viel kriegerischer sind ; ich bin der grosze Waldrechter, der Bahn brechen musz. Aber Magister Philipp fährt säuberlich stille daher säet und begeuszt mit Lust, nachdem ihm Gott gegeben seine Gaben reichlich”.

Melanchton heeft meer dan eens ervaren, dat zijn irenische natuur hem in zijn reformatorisch werk hinderde. Toen gedurende Luthers verblijf op den Wartburg de beeldenstorm losbrak, en toen de Zwickauer profeten verwarring stichtten, nam Melanchton een weifelende houding aan. Hij wendde zich in zijn verlegenheid tot Luther, die tegen de profeten waarschuwde. Melanchton gevoelde, dat hem de kracht ontbrak, om den strijd tegen de profeten aan te binden. Dat deed Luther, die, van den Wartburg teruggekeerd, met zijn gezaghebbend woord de wanorde deed wijken. (Zie art. Luther)

Door deze wanorde was meer en meer duidelijk geworden, dat er behoefte bestond aan een boek, waarin de „nieuwe leer” werd uiteengezet. Dat boek leverde Melanchton in zijn Loei communes, de eerste Protestantsche geloofsleer. In dit boek, dat zijn oorsprong dankt aan Melanchtons voorlezingen over den brief aan de Romeinen, werd de leer der Hervormden met talent voorgedragen. Cochleus verklaarde dit boek gevaarlijker dan Luthers geschriften. In dit boek huldigde Melanchton nog de oude beschouwing van Luther over de verhouding van zonde en genade. Later heeft hij dit standpunt verlaten en is hij meer synergistisch geworden in zijn beschouwingen.

Zoo bijv. in de editie der Loei van 1534 en 1545 (zie art. Loei communes).

Van groote beteekenis is geweest, wat Melanchton gedaan heeft voor de organisatie van kerk en school. Reeds had hij in Neurenberg een school gesticht op wetenschappelijken grondslag (1524, 1525). Hij werd er benoemd tot rector, maar bedankte voor die eer. In 1527 stelde Melanchton op aandrang van den keurvorst Johan den Bestendige een visitatie in naar den toestand van kerk en scholen in Keur-Saksen. Melanchton stelde korte vragen op, die tot leiddraad moesten dienen voor de visitatie. Ze hadden betrekking op geloofsleer, godsdienstoefening, schoolwezen, kerkelijke tucht, enz.

Hij stelde zich aan het hoofd der commissie, die eerst Thüringen visiteerde. Door de treurige ervaringen, welke hij daar opdeed, stelde hij de z.g.n. visitatie-artikelen op. Het waren er 18 in getal en ze handelden : van 1—13 over de leer, 14 over den Turkenoorlog, 15 over den godsdienst, 16 en 17 over de kerkelijke tucht en 18 over de scholen. Daarna werd in 1528 Thüringen nog eens bezocht en het kerk- en schoolwezen werd georganizeerd. Door dien arbeid verwierf Melanchton zich zulk een naam, dat hij ook elders geroepen werd tot organizeering van het kerkelijk leven. 1534 naar Würtemberg, 1535 naar Frankrijk, 1535 en 1536 naar Engeland. Wat de scholen aangaat, hielden de visitatie-artikelen het volgende in.

Er zouden Latijnsche scholen worden opgericht met drie klassen. Daar zouden de jongelui voorbereid worden voor de universiteit. Dat is eigenlijk de stichtingsoorkonde van het Gymnasium. Ook deed Melanchton veel voor de reorganizatie der universiteiten te Tübingen, Frankfurt a/O., Leipzig, Rostock, Heidelberg. Hij werkte mede tot de stichting van de universiteiten te Marburg, Königsberg en Jena. Men raadpleegde Melanchton steeds, wanneer er hoogleeraren benoemd moesten worden.

Zelf ontving hij menige benoeming (Neurenberg, Tübingen e. a.), maar hij wilde Wittenberg niet verlaten. Hij had in Wittenberg in zijn eigen huis nog een aparte school, waarin hij pensionairen opnam, om ze voor de universiteit voor te bereiden.

Zeer groote verdiensten voor het werk der Reformatie had Melanchton door zijn arbeid aan de Bijbelvertaling. Als filoloog was Melanchton de aangewezene voor dit werk. Hij werkte 12 jaar met Luther en andere geleerde mannen aan deze grootsche onderneming. Dikwijls zochten ze dagen en weken lang om de juiste beteekenis van één woord te verstaan. Luther bekent, dat hij met zijn medearbeiders in het boek Job in vier dagen drie regels slechts in het Duitsch overzetten kon. Hij schreef met het oog op Melanchtons arbeid: „obgleich ich auch Magister und Doktor bin, so schäme ich mich doch nicht von meiner Meinung abzustehen, wenn der Geist dieses Grammatikers abweicht. Ich bin älter als Magister Philipp, aber das hindert mich nicht, von ihm zu lernen”.

Melanchton heeft veel gearbeid in colloquia en disputaties, hij nam aan de meeste belangrijke vergaderingen deel. Hij zelf schreef: „auf Synoden habe ich gelebt, auf Synoden werde ich auch sterben”. In 1529 disputeerde hij met Zwingli te Marburg. In de leer van het avondmaal stond hij lijnrecht tegenover dezen hervormer. Sinds dien tijd was Melanchton onafgebroken werkzaam voor het heil der kerk. Hij werkte mede aan de z.g.n.

Schwabachsche artikelen. Vooral in Augsburg trad Melanchton op den voorgrond (1530). Hij had medegewerkt aan het totstandkomen der Torgausche artikelen. Luther bleef in Koburg en Melanchton stelde op grond van de Schwabachsche en Torgausche artikelen de Augsburgsche confessie op, die gevolgd werd door de Apologie. Deze was voorzichtig gesteld. Luther zei ervan : „ich kann nicht so sanft und so leise treten”. (Zieart .Augsburgsche Confessie).

De onderhandelingen, die Melanchton hield tijdens den rijksdag met enkele Catholieken, bewezen wel, dat hij een irenisch man was, maar hij ging te ver, toen hij tegenover den pauselijken legaat Campegius verklaarde: „wij hebben niet één dogma, dat verschilt van de Roomsche kerk”. Melanchtons vrienden en ook Luther waarschuwden hem. Gelukkig kwam er van de onderhandelingen niets. (Kawerau.)

We zien na 1530 Melanchton op tal van kerkelijke samenkomsten. Hij had de hand in het opstellen van de Wittenberger Concor dia (1536) en hij was tegenwoordig bij vele godsdienstgesprekken o.a. te Worms (1540) en te Regensburg (1541). Het Augsburgsche interim werd door hem omgewerkt tot het Leipziger interim. Melanchton stelde ook in 1551 de Confessio saxonica op.

Reeds tijdens Luthers leven, maar veel meer nè diens dood ontstond er tweeërlei richting onder de Lutherschen. Aan de eene zijde stond Melanchton met zijn aanhangers, de Fiiippisten genoemd, en aan de andere zijde stonden de strenge Lutheranen Amsdorf, Flacius en Wiegand. Daardoor ontstonden vele hatelijke twisten. De strenge Lutheranen waren wel onverzoenlijk, stijfhoofdig, smalend, maar Melanchton en de zijnen brachten door te groote toegeeflijkheid en verkeerde vredelievendheid de Luthersche belijdenis in gevaar. Melanchton was zelfs zóóver gegaan, dat hij de Augsburgsche confessie van 1530 naar eigen inzicht op sommige punten gewijzigd had. Eenerzijds zocht Melanchton toenadering tot de Roomsch-Catholieken en anderzijds tot de Calvinisten. Deze ireniek veroorzaakte Melanchton veel ellende, zoodat hij ten laatste blij was, dat de dood hem uit den strijd dertheologen (erabietheologorum) verloste.

3. Melanchtons huiselijk leven

Twee jaren na Melanchtons benoeming te Wittenberg huwde hij met Katharina Kropp, de 23-jarige dochter van den burgemeester. Hij had een zeer gelukkig huwelijk. Joachim Camerarius, de huisvriend van Melanchton, die ook zijn levensbeschrijver werd, roemt de deugden van Katharina zeer. Zij verzorgde haar echtgenoot met veel toewijding, wat wel noodig was, omdat Melanchton zwak van gestel was. In het begin van hun huwelijk moesten de echtelieden zich zeer behelpen. In het vierde jaar van hun huwelijk had Melanchton nog geen nieuw kleed voor zijn vrouw kunnen koopen (Kurtz, II, 17).

Geen van beiden had eenig vermogen en Melanchton had een klein tractement, dat na zes jaar op aandrang van Luther eerst verhoogd werd. Melanchton was zeer mild en van het weinige, dat hij verdiende, schonk hij nog weg, ook aan arme studenten. Zeven en dertig jaar was hij met Katharina gehuwd. Zijn kinderen gaf hij een uitnemende opvoeding. Hij bemoeide zich veel met het huiselijk onderricht, daarin trouw bijgestaan door zijn trouwen dienaar Johann Koch, die van alle markten thuis was, en na wiens dood Melanchton een rede hield in de academie. Zijn oudste dochter Anna was niet gelukkig gehuwd.

Georg Salvius, haar man, had een lichtzinnig karakter. Zijn oudste zoon Philip stierf in hoogen ouderdom als secretaris van een consistorie. Zijn jongere zoon Georg stierf, toen hij nog maar twee jaar oud was. Zijn jongste dochter Magdalena huwde met Kaspar Peucer, hoogleeraar in de medicijnen, die meer Calvinist was dan Lutheraan.

4. Levensavond en dood

Melanchtons levensavond was somber. Zijn trouwe gade was hem ontvallen en zijn tegenstanders stelden pogingen in het werk om hem van de universiteit te Wittenberg te verdrijven. Hij schreef aan Camerarius, toen hij den strijd moede werd: „ik zou gaarne, als het de wille Gods was, uit dit leven willen scheiden. Gij weet, hoe ik immer naar de eenheid der kerk heb verlangd en daarom veel smartelijks heb moeten dragen. Mijn vurigste begeerte is altoos geweest, dat de waarheid aan het licht mocht treden en dat er vrede in de kerken mocht heerschen. Gij weet, hoe ik tot bereiking van deze doeleinden gearbeid heb en, als ik daarom nu op mijn ouden dag veel lijden moet, hoop ik alles geduldig te dragen.” In 1560 werd Melanchton krank.

Hij riep de hulp in van zijn schoonzoon Peucer. Toch liet hij zijn arbeid nog niet na. Hij zeide: „ik zal als een kaars uitgebluscht worden.” Hij gaf nog college tot 11 April 1560. Daarna bleef hij in huis. Hij zeide tot zijn vrienden: „ik denk, dat ik spoedig zal afreizen.” Hij nam afscheid van zijn kinderen en vermaande ze. De studenten sprak hij ook toe.

Zijn krachten namen gaandeweg af. Zijn vrienden lazen voor hem uit den Bijbel, bovenal Rom.

5. Toen zijn schoonzoon hem vroeg, of hij nog iets begeerde, antwoordde hij: „niets dan den hemel.” Op 19 April 1560 ontsliep hij, beweend door duizenden zoowel in als buiten Duitschland, die hem hadden liefgehad. Hij werd begraven in de Slotkerk te Wittenberg. Op een metalen plaat is gegraveerd: „hier rust het lichaam van den eerwaarden Philipp Melanchton, die in 1560 op 19 April in deze stad gestorven is, nadat hij 62 jaar, 2 maanden en 2 dagen geleefd had.” Melanchton rust naast zijn medestrijder Maarten Luther, de apologeet naast den polemicus, maar die samen roemden in de genade Gods en die als sterren zullen schitteren in de toekomende eeuw.

Luther en Melanchton, twee groote mannen, verschillend in karakter, aanleg en gaven, maar één in bedoelen, n.l. de gedeformeerde kerk te reformeeren naar den regel der Heilige Schrift.

Melanchtons werken in Corpus Reformatorum Bd. 1—28 door Brettschneider und Bindseil. Supplement door Bindseil, 1874.

Litteratuur: C. Schmidt, Ph. Melanchton Leben und ausgewdhlte Schriften, 1861; K. Hartfelder, Melanchton als Praeceptor Germaniae, 1889; G. Ellingen, Melanchton ein Lebensbild, 1902; K. Sell, Ph.

Melanchton und die deutsche Reformation, bis 1531, 1897; O. Kirn, Melanchtons Verdienst um die Reformation, 1897; Nik. Müller, Ph. Melanchtons letzte Lebenstage, Heimgang und Bestattigung, 1910.

< >