Geboren in 1511 te Kitzingen. Hij studeerde in Wittenberg en was een leerling van Melanchton, dien hij spoedig zijn vriend mocht noemen.
In 1544 werd hij hoogleeraar in de grammatica in Wittenberg. In 1557 werd hij aangesteld als hoogleeraar in het Oude Testament.
Na den dood van Bugenhagen werd hij predikant van Wittenberg en general-superintendent van Keur-Saksen. Toen Melanchton stierf, werd hij de erfgenaam van diens aanzien.
Meer nog dan Melanchton had hij een afkeer van de theologische twisten in zijn dagen. Hij was een irenische natuur, meer een man des gemoeds dan van het denken.
Hij verlangde, vooral nadat zijn huisvrouw in 1569 gestorven was, naar rust van den arbeid en naar het einde van den strijd, hetwelk voor hem aanbrak in het laatst van 1569. Als prediker was hij zeer gewaardeerd.
Na zijn dood verschenen nog verschillende verzamelingen van zijn preeken. In het bijzonder waren zijn predicatiën over den Catechismus gezocht.
Eber heeft ook veel bijgedragen tot verheffing van het Duitsche kerklied. Van zijn geschriften noemen wij nog Historia populi Judaei (1548), Calendarium historicum (1550), Unter richt und Bekenntnis vom hl.
Sacrament unsres Herrn Jesu Christi (1562), Biblia latina (1565) e. a.