Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Obotriten

betekenis & definitie

Een stam, die tot de Wenden behoorde. Zij woonden in het tegenwoordige Mecklenburg.

Zij hebben het Christendom leeren kennen sinds Karel den Groote. Aan koning Hendrik I moesten zij na een nederlaag bij Leuven beloven, dat zij het Christendom zouden aannemen.

Van het klooster Corvey uit zou de christianizeering geleid worden, en het bisdom Oldenburg 968 zou medewerking verleenen. Veel strijd volgde.

Meermalen werden kerken en kloosters door de Obotriten verwoest. De apostel der Obotriten was de missionaris Wiscelinus.

Nieuwe teleurstellingen openbaarden zich. Eindelijk viel de heerscher Niklot 1161 in een strijd met Hendrik de Leeuw.

Toen kwam Gerold, de opvolger van Wiscelinus voortarbeiden. De bisschopszetel werd naar Lübeck verlegd en in Schwerin werd een nieuw bisdom gesticht (1177).

De zonen van Niklot, die na Hendriks val, zich weder opwerkten tot heerschers der Obotriten, droegen tot titel „heeren van Mecklenburg”. Ze hielpen mede in het werk der christianizeering van hun stamgenooten en ze werden de stamvaders van het latere Mecklenburgsche huis.

< >